Staatsvorming

Planning
1 / 39
suivant
Slide 1: Diapositive
Mens & MaatschappijMiddelbare schoolvmbo bLeerjaar 1

Cette leçon contient 39 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 60 min

Éléments de cette leçon

Planning

Slide 1 - Diapositive

Planning 
Centralisatie
Staatsvorming
Inspraak
Kruistochten

Leerdoel: Je kunt het verschil uitleggen tussen centralisatie en staatsvorming. 

Slide 2 - Diapositive

Waardoor konden boeren meer voedsel produceren?
A
Doordat de bevolking verdubbelde
B
Doordat mensen meer kinderen kregen
C
Door het aanbod
D
Bijvoorbeeld door de verbetering van de ploeg

Slide 3 - Quiz

Boeren vinden een betere ploeg uit
De oogst van boeren is groter
De bevolking verdubbelt
Steeds meer mensen gaan in een stad wonen
Er is steeds meer handel

Slide 4 - Question de remorquage

In een stad ontstonden nieuwe beroepen zoals schoenmaker.
A
Juist
B
Onjuist

Slide 5 - Quiz

Staten
De staten worden groter:
Een staat is een land met grenzen en een eigen

Slide 6 - Diapositive

Wat is handiger als je een land bestuurt?
A
Mensen hebben allemaal hun eigen gewoontes
B
Mensen hebben allemaal dezelfde regels

Slide 7 - Quiz

Wat is handiger als je een land bestuurt?
A
Iedereen gebruikt zijn eigen soort geld
B
Mensen betalen met hetzelfde soort geld

Slide 8 - Quiz

Centralisatie (1)
Voor het besturen van een land is het handig als:
  • iedereen dezelfde taal spreekt
  • iedereen dezelfde regels moet volgen
  • iedereen met dezelfde maten rekent (liter, meter)
  • overal hetzelfde geld is

Slide 9 - Diapositive

Centralisatie (2)
  • In de Middeleeuwen is reizen moeilijker dan nu
  • Daarom is het voor een koning handig om op één plek te kunnen wonen
  • Vanuit die plek doet de koning zijn werk voortaan
  • Mensen die iets nodig hebben, komen naar hem toe

Slide 10 - Diapositive

Waar zal het centrum van Frankrijk liggen?

Sleep het plusje naar de juist plek.

Slide 11 - Question de remorquage

  • Alles vanuit 1 plek besturen en zo veel mogelijk op dezelfde manier noem je centralisatie
  • Waar het bestuur is gaan meer mensen wonen

Slide 12 - Diapositive

De macht van koningen
  • Koningen werden steeds beter in belastinggeld ophalen
  • Daardoor werden koningen steeds rijker en machtiger en konden ze 
  1. Grote legers betalen
  2. Alles in hun eentje beslissen
  3. Grote paleizen bouwen


Slide 13 - Diapositive

Als een koning overlijdt volgt zijn oudste zoon of dochter hem op. Veel mannen wilden met de dochter van een koning trouwen. Waarom?
A
De koningin was de mooiste vrouw in het land.
B
Door een huwelijk kreeg je ook macht over het gebied.
C
Iedereen wilde wel graag in een paleis wonen.
D
Je hoefde dan niet te werken want er was geld zat.

Slide 14 - Quiz

Inspraak
  • De burgers betaalden de meeste belasting, maar hadden niets te zeggen
  • Zij wilden mee praten over hoe het bestuur van het land geregeld werd.
  • De meeste koningen vonden dit goed
  • Dit is geen democratie zoals wij nu kennen: alleen de rijkste mannen mochten mee praten

Slide 15 - Diapositive

Waarom vinden koningen het goed dat burgers inspraak krijgen, denk je?
A
Ze vonden dat burgers goede ideeën hadden.
B
Ze waren bang dat burgers anders hun belastinggeld niet zouden betalen.
C
Ze wisten dat burgers ook graag mee wilden vechten in oorlogen.

Slide 16 - Quiz

In Engeland heet dit: Parlement
Parler betekent praten
In Frankrijk: Staten-Generaal
Generaal betekent hier: van iedereen

Slide 17 - Diapositive

De machtige kerk
  • Mensen gingen vaak naar de kerk, iedereen was erg gelovig.
  • In de kerk werd verteld hoe je goed moest leven
  • Koningen waren ook erg gelovig:
  1. Iedereen in hun land moest hetzelfde geloof hebben als de koning
  2. Koningen kregen hulp van de kerk

Slide 18 - Diapositive

De machtige kerk
  • Volgde je de regels van de kerk niet?
  1. Je kreeg straf zoals bijvoorbeeld de brandstapel
  2. Na je dood ging je naar de hel
  • Iedereen moest geld betalen aan de kerk
  • De kerk werd daardoor steeds rijker en machtiger

Slide 19 - Diapositive

1 In de middeleeuwen, de tijd die duurde van ________ tot ________, had de kerk __________________ macht.
2 De meeste mensen waren ____________________________ .
3 Geestelijken leerden de mensen dat ze in de _______________ zouden komen als ze goed zouden leven.
4 Mensen die niet christelijk waren, werden vaak _____________________ .

beboet
christenen
gestraft
hel
hemel
moslims
veel
weinig
500
1000
1500

Slide 20 - Question de remorquage

Kruistochten
  • In het gebied waar Jeruzalem ligt zijn Arabieren aan de macht
  • De paus wil dat Jeruzalem christelijk wordt
  • Hij roept de christenen in Europa op om Jeruzalem te veroveren
  • Meedoen betekent een plekje in de hemel krijgen
  • Deze veroveringstochten noemen we de Kruistochten
  • Er zijn veel Kruistochten en veel geweld, uiteindelijk winnen de Arabieren

Slide 21 - Diapositive

Slide 22 - Diapositive

1 In 1095 riep de Paus ____________________ op om gewapend naar Jeruzalem te trekken om de __________________________ te verdrijven.
2 De paus beloofde iedereen die meehielp een plek in de _______________ 
3 Deze tochten van gewapende mensen worden ____________________________________ genoemd.
4 Uiteindelijk wisten de ____________________ de strijd te winnen.

Azië
christenen
de Arabische wereld
Europa
hel
hemel
kruistochten
Arabieren
Arabieren

Slide 23 - Question de remorquage

Als burgers hun mening mogen geven, krijgen ze
A
inspraak
B
rechten

Slide 24 - Quiz

De koning ging vergaderingen organiseren met de adel, de geestelijkheid en de...
A
boeren
B
burgers

Slide 25 - Quiz

De adel betaalde belasting aan de koning.
A
Juist
B
Onjuist

Slide 26 - Quiz

De koning kreeg veel macht door het belastinggeld van de steden
A
Juist
B
Onjuist

Slide 27 - Quiz

Aan de slag!
Nakijken 4.1 en 4.2
Begrippen in Quizlet zetten

Klaar? Maak opdracht 1 tm 5 van 4.3
en/ of leer voor H4
timer
20:00000

Slide 28 - Diapositive

Burgers willen inspraak
  • Burgers moesten belasting betalen.
      Daarom wilden ze ook meepraten over
      belangrijke besluiten.
  • De koning vond dit goed en gaf de burgers
      inspraak.

Welke drie groepen zijn in vergadering?
  • adel
  • geestelijken
  • burgerij
In Frankrijk heette dit de Staten-Generaal.



De Franse koning Filips VI krijgt advies (1332)

Slide 29 - Diapositive

Zet de gebeurtenissen op de goede volgorde
1
2
3
4
Boeren produceren meer voedsel
De bevolking verdubbelde
Een betere ploeg werd uitgevonden
Mensen hadden de keuze om meer kinderen te nemen

Slide 30 - Question de remorquage

Markt
Vraag
Aanbod
Een plaats waar mensen handelen
Alle spullen wat iemand wil verkopen
Alle spullen wat mensen willen kopen

Slide 31 - Question de remorquage

Wie waren het bestuur van de stad?
A
Burgers en schouten
B
Schepenen
C
Burgers
D
Schouten en schepenen

Slide 32 - Quiz

Wat was het voordeel van stadsrechten?
A
Stad mocht een eigen bestuur hebben
B
Alle burgers hadden veel vrijheid

Slide 33 - Quiz

Hoe noem je het als een koning een land vanuit één plek wilde besturen?
A
Staatsvorming
B
Centralisatie
C
Dictatuur
D
Democratie

Slide 34 - Quiz

Hertogen en graven (edelen) vonden het goed dat er centralisatie was.
A
Waar
B
Niet waar

Slide 35 - Quiz

Wat is staatsvorming?
A
Een koning met zijn eigen ridders om het land te beschermen.
B
De koning wetten maakt voor het land.
C
Als een land steeds meer als een eenheid wordt bestuurd.
D
Het recht van een stad op een eigen bestuur en eigen wetten.

Slide 36 - Quiz

Aan de slag!
timer
20:00000

Slide 37 - Diapositive

Machtige koningen
  • Centralisatie: een gebied wordt steeds meer bestuurd vanuit één    centrale plaats.


  • Vanaf 1300 verliezen edelen de macht, de koningen krijgen meer macht.
  • Staatsvorming: een gebied meer als eenheid besturen

Slide 38 - Diapositive

Aan de slag!
Nakijken 4.2

Maak Quizlet van de begrippen van hoofdstuk 4

Klaar? Leer de begrippen via Quizlet en / of maak opdracht 1 tm 5 van 4.3
timer
15:00000

Slide 39 - Diapositive