Oefening per 2

Geef de definitie van vruchtgebruik.
1 / 13
suivant
Slide 1: Question ouverte
rechtenMBOStudiejaar 1

Cette leçon contient 13 diapositives, avec quiz interactifs.

time-iconLa durée de la leçon est: 60 min

Éléments de cette leçon

Geef de definitie van vruchtgebruik.

Slide 1 - Question ouverte

Waarop kan vruchtgebruik allemaal worden gevestigd?
A
Alleen zaken.
B
Alleen onroerende zaken.
C
Roerende zaken, onroerende zaken en vermogensrechten.
D
Alleen vermogensrechten.

Slide 2 - Quiz

Hoe wordt vruchtgebruik gevestigd op roerende zaken?
A
Door notariële akte + inschrijving van die akte in het openbaar register.
B
Door een onderhandse akte + bezitsverschaffing.
C
Door een onderhandse akte + inschrijving van de akte in het openbaar register.
D
Door betaling van de koopsom.

Slide 3 - Quiz

Appartementsrecht is...
A
Een zelfstandig recht en genotsrecht
B
Een afhankelijk recht en genotsrecht
C
Een afhankelijk recht en zekerheidsrecht
D
Een zelfstandig recht en zekerheidsrecht

Slide 4 - Quiz

Genotsrechten
Zekerheidsrechten
Eigendom
Erfdienstbaarheid
Erfpacht
Appartementsrecht
Recht van opstal
Vruchtgebruik
Pand 
Hypotheek

Slide 5 - Question de remorquage

Leg uit wat het verschil is tussen zelfstandige en afhankelijke rechten. Geef ook een voorbeeld van beide.

Slide 6 - Question ouverte

Noem de vijf kenmerken van absolute rechten.

Slide 7 - Question ouverte

Welke van de onderstaande rechten hoort niet bij de bezitter?
A
Vervreemden
B
Verjaring
C
Bewijs
D
Bescherming van bezit.

Slide 8 - Quiz

Geef een voorbeeld van middellijk bezit.

Slide 9 - Question ouverte

Tamara koopt een huis en sluit daarvoor een hypothecaire lening af bij Bank A op 10 april 2021 voor 200.000 euro. In juni besluit ze te willen verbouwen en sluit ze een nieuwe hypothecaire lening af bij bank B voor 50.000 euro. Ook de ouders van Tamara lenen haar 10.000 euro, maar willen hiervoor GEEN hypotheekrecht.
Wie is de hypotheekgever bij de lening van 200.000 euro?
A
Tamara
B
Bank A
C
Bank B
D
De ouders van Tamara.

Slide 10 - Quiz

Tamara koopt een huis en sluit daarvoor een hypothecaire lening af bij Bank A op 10 april 2021 voor 200.000 euro. In juni besluit ze te willen verbouwen en sluit ze een nieuwe hypothecaire lening af bij bank B voor 50.000 euro. Ook de ouders van Tamara lenen haar 10.000 euro, maar willen hiervoor GEEN hypotheekrecht.
Wie is de hypotheekhouder bij de lening van 50.000 euro?
A
Tamara
B
Bank A
C
Bank B
D
De ouders van Tamara

Slide 11 - Quiz

Tamara koopt een huis en sluit daarvoor een hypothecaire lening af bij Bank A op 10 april 2021 voor 200.000 euro. In juni 2021 besluit ze te willen verbouwen en sluit ze een nieuwe hypothecaire lening af bij bank B voor 50.000 euro. Ook de ouders van Tamara lenen haar 10.000 euro, maar willen hiervoor GEEN hypotheekrecht.
Wie heeft het absolute recht met de hoogste prioriteit?
A
Tamara
B
Bank A
C
Bank B
D
De ouders van Tamara

Slide 12 - Quiz

Tamara koopt een huis en sluit daarvoor een hypothecaire lening af bij Bank A op 10 april 2021 voor 200.000 euro. In juni besluit ze te willen verbouwen en sluit ze een nieuwe hypothecaire lening af bij bank B voor 50.000 euro. Ook de ouders van Tamara lenen haar 10.000 euro, maar willen hiervoor GEEN hypotheekrecht.
Tussen wie gelden er alleen relatieve rechten?
A
Tamara en Bank A
B
Tamara en Bank B
C
Tamara en haar ouders
D
Niemand

Slide 13 - Quiz