Soorten ethiek

Soorten ethiek
Utilitarisme
Deontologie
Deugdethiek
1 / 38
suivant
Slide 1: Diapositive
CultuurwetenschappenSecundair onderwijs

Cette leçon contient 38 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 90 min

Éléments de cette leçon

Soorten ethiek
Utilitarisme
Deontologie
Deugdethiek

Slide 1 - Diapositive

Waarom gebruiken filosofen gedachtenexperimenten binnen de ethiek?
A
Om ons te laten nadenken over levensechte situaties.
B
Om ons te laten nadenken over wat handelingen goed of slecht maakt.

Slide 2 - Quiz

Slide 3 - Diapositive

Situatie 1 - Verschuif jij de wissel?
Ja
Neen

Slide 4 - Sondage

Situatie 2 - Duw je de dikke man?
Ja
Neen

Slide 5 - Sondage

Conclusie
De meeste mensen zouden wel de wissel verschuiven, maar niet de man op de spoorweg duwen. 

Waarom? 
Waarmee rekening houden in een ethische beoordeling?
(deel 2 van het schema)

Slide 6 - Diapositive

Criteria voor ethische beoordeling?
Criterium?
Uitleg
Voorbeeld
Moreel verschil tussen actief handelen en passief nalaten – delicaat verschil tussen doen en nalaten?
Vaak lijkt iets slechts doen ons verwerpelijker dan iets goeds nalaten, ook wanneer het tot hetzelfde resultaat leidt.
Moreel verschil tussen 

- laten sterven en 
- doden (= doden én laten sterven); 

-> één fout t.o.v. twee fouten
Kritische bedenking hierbij:
'Wie niets doet, treft geen blaam' is onvoldoende in ethiek.
Wie zijn kat niet te drinken geeft, doet immers ook niets, maar is toch schuldig.

Slide 7 - Diapositive

Criteria voor ethische beoordeling?
Criterium?
Uitleg
Voorbeeld
Aantal slachtoffers?
Hoe minder slachtoffers er vallen, hoe beter.
De meeste mensen halen de hendel over om slechts één slachtoffer te laten sterven i.p.v. 5 slachtoffers.
Kritische bedenking hierbij:
De meeste mensen vinden het niet kunnen dat de dikke man wordt geduwd, ook al worden daarmee meer mensen gered.

Slide 8 - Diapositive

Criteria voor ethische beoordeling?
Criterium?
Uitleg
Voorbeeld
Lichaamscontact?
Lichaamscontact is een pyschologische barrière, maar is niet relevant voor het morele oordeel.
De meeste mensen laten de dikke man op de brug staan.
Is het moreel gezien beter om een bom te gooien die 100 000 mensen doodt dan al die mensen een voor een met de hand te vermoorden?

Slide 9 - Diapositive

Situatie 3 - Laat je de dikke man door het valluik vallen dat je via een hendel bedient?
Ja
Neen

Slide 10 - Sondage

Criteria voor ethische beoordeling?
Criterium?
Uitleg
Voorbeeld
Lichaamscontact?
Lichaamscontact is een pyschologische barrière, maar is niet relevant voor het morele oordeel.
De meeste mensen laten de dikke man op de brug staan.
Kritische bedenking hierbij:
Valluik dat je op afstand bedient om de man te doen vallen; 
toch zullen de meeste mensen nog steeds de dikke man op de brug laten staan.
Is het moreel gezien beter om een bom te gooien die 100 000 mensen doodt dan al die mensen een voor een met de hand te vermoorden?

Slide 11 - Diapositive

Criteria voor ethische beoordeling?
Criterium?
Uitleg
Voorbeeld
Principe van het dubbel effect?

= het ene streef je na, het andere wil je vermijden
Je kunt het goede alleen bereiken als je het slechte erbij neemt: collateral damage of nevenschade.
- Bij het omzetten van de wissel red je vijf arbeiders en neem je er op de koop toe bij dat er een slachtoffer valt.
- De dood van de dikke man wordt niet op de koop toe genomen.
Kritische bedenking hierbij:
Principe van het dubbele effect niet van toepassing, want de voorwaarde hiervoor is dat de negatieve gevolgen niet als middel voor het goede worden ingezet.

Slide 12 - Diapositive

Criteria voor ethische beoordeling?
Criterium?
Uitleg
Voorbeeld
Instrumentalisering van de mens?
Mens wordt als lichaam gebruikt om een bepaald doel te bereiken.
De dikke man wordt tot een lichaam gereduceerd dat een middel wordt om het doel te bereiken.
Voorbeeld van chirurg die mensen doodt voor de organen.

Slide 13 - Diapositive

Mag je een terrorist folteren, zodat die gaat praten en de bom kan ontmanteld worden?
Ja
Neen

Slide 14 - Sondage

Ethisch dilemma
2 invloedrijke theorieën over moreel handelen tegenover elkaar:

utilitarisme 
<->
deontologie

Slide 15 - Diapositive

Utilitarisme of utilisme/consequentialisme
Vertrekpunt: 
- de gevolgen bepalen of de handeling juist is
- de morele waarde van een handeling wordt afgewogen aan de bijdrage die ze levert aan het algemene nut
                                                               = het geluk en het welzijn van alle                                                                     mensen

Slide 16 - Diapositive

Vertegenwoordiger: 
Jeremy Benthem (1748-1832)
Wat moreel goed is
 = maximalisatie van wat we wensen (genot)
 = minimalisatie van wat we vrezen (pijn)
Geluksformule die kwantitatief kan gemeten worden

Slide 17 - Diapositive

Vertegenwoordiger: 
John Stuart Mill (1806-1873)
Wat moreel goed is
 = maximalisatie van wat we wensen (genot)
 = minimalisatie van wat we vrezen (pijn)

Kritiek op Bentham
je moet rekening houden met een kwalitatieve analyse
Indeling in ‘hogere’ en ‘lagere’ pijn 
 en ‘hoger’ en ‘lager’ genot


Slide 18 - Diapositive

Beoordeel het utilitarisme
Denk na over

- positieve punten

- kritische bedenkingen die je erbij kunt maken

Slide 19 - Diapositive

Geef positieve aspecten van het utilitarisme.

Slide 20 - Carte mentale

Welke kritische bedenkingen kun je maken bij het utilitarisme?

Slide 21 - Carte mentale

Evaluatie utilitarisme
Positief:
relatief eenvoudig

Negatief:
veel dagelijkse handelingen worden onethisch

Slide 22 - Diapositive

Deontologie of plichtethiek
Vertrekpunt: absolute gedragsregels die het gedrag bepalen
die in alle omstandigheden moeten worden nageleefd

Wanneer is een handeling ethisch juist?
Wanneer ze in overeenstemming is met een of meerdere principes van morele plicht

Slide 23 - Diapositive

Immanuel Kant 
(1724-1804)
Categorische imperatief
 = Je hoort je te gedragen op zo’n manier dat je zou willen dat je gedragsregel een universele wet werd.

 Of nog: 
 Een bedoeling is goed als je kan wensen dat iedereen vanuit die bedoeling zou handelen.

Slide 24 - Diapositive

Imperatief 
> want het is een eis, norm voor het handelen

Categorisch
> want het is onvoorwaardelijk en niet hypothetisch

-> Iedereen moet zich er altijd en overal aan houden, 
ongeacht zijn eigen belangen.

 = universaliseerbaarheid

Slide 25 - Diapositive

Uit Kants 
"Grundlegung zur Metaphysik der Sitten".
"Iemand ziet zich door nood gedwongen geld te lenen. Hij weet wel dat hij niet zal kunnen terugbetalen, maar realiseert zich ook dat hem niets geleend zal worden zonder zijn vaste belofte het op een bepaalde tijd terug te betalen. Hij heeft zin zo'n belofte te doen. Maar hij is nog zo gewetensvol zich af te vragen: is het niet ongeoorloofd en strijdig met de plicht zich op een dergelijke manier uit de nood te helpen? Stel dat hij er toch toe besloot, dan zou zijn maxime van de handeling als volgt luiden: wanneer ik meen in geldnood te verkeren, dan zal ik geld lenen en beloven het terug te betalen, hoewel ik weet dat dat nooit zal gebeuren. Dit principe van de eigenliefde of van het eigen nut is wellicht goed te verenigen met heel mijn toekomstig welbevinden, maar nu is de vraag of het terecht is. De aanspraak van de eigenliefde verander ik dus in een algemene wet en stel de vraag als volgt: hoe zou het er dan mee staan wanneer mijn maxime een algemene wet werd? Dan zie ik meteen dat zij nooit als een algemene natuurwet zou kunnen gelden en met zichzelf zou kunnen overeenstemmen, maar dat zij zich noodzakelijk zou moeten tegenspreken. Want de algemeenheid van een wet op grond waarvan eenieder die meent in nood te verkeren, kan beloven wat hem invalt met de opzet deze belofte niet te houden, zou het beloven en het doel dat men ermee kan beogen, zelf onmogelijk maken. Niemand zou immers nog geloven dat hem iets beloofd was, maar zou lachen om elke dergelijke uitlating als een loze bewering."

Slide 26 - Diapositive

Opdracht
1 Leg het verschil uit tussen de categorische en de hypothetische imperatief.

2 Waarom stelt professor Braeckman dat we Kantiaans zijn wanneer het ons uitkomt?

Weblink vind je ook op Smartschool - Opdracht: ethiek van Kant

Slide 27 - Diapositive

Slide 28 - Lien

Opdracht
1 Leg het verschil uit tussen de categorische en de hypothetische imperatief.

2 Waarom stelt professor Braeckman dat we Kantiaans zijn wanneer het ons uitkomt?

Weblink vind je ook op Smartschool - Opdracht: ethiek van Kant
De hypothetische imperatief is dus gericht op een ander doel, een te bereiken doel, terwijl de categorische imperatief de integriteit van de (menselijke) rede (en dus de integriteit van het denkend subject zelf) probeert te bewaren. Een voorbeeld van een hypothetische imperatief zou zijn: je mag niet liegen want anders verlies je je goede naam (het achterliggend doel is hier de goede naam). Een voorbeeld van een categorische imperatief zou zijn dat je (voor jezelf) überhaupt niet mag liegen (omdat je dan je eigen rede corrumpeert).

Slide 29 - Diapositive

Kenmerkend bij de categorische imperatief
- universaliseerbaarheid: iedereen dezelfde handelingen 
(<-> gulden regel: ‘behandel anderen zoals je zelf wil behandeld worden’, gaat uit van de subjectiviteit van het eigen zelf) 
- mensen niet instrumentaliseren: mens nooit als middel gebruiken 
- plicht om eigen talenten en potentieel te ontwikkelen

Slide 30 - Diapositive

Deugdethiek van Aristoteles
Vertrekpunt: het aanleren van een goede levenshouding, ‘wat voor een mens moet ik zijn?’ (dus niet: ‘wat moet ik doen’)
-> gericht op de persoon die de handeling doet en zijn karakter

Combinatie van 
  • Juiste aard = karakterdeugden
  • Juiste inzicht = intellectuele deugden
Deugd?
Goede eigenschap

Slide 31 - Diapositive

Hoe beoordeelt Aristoteles...
de gedisciplineerde psychopaat?

Moeder Theresa?

Slide 32 - Diapositive

Hoe het goede doen?
Hoe het goede doen?
Voorwaarde: ervaring en oordeelsvermogen nodig

De rede zoekt naar geschikte wegen en middelen om de doelen te bereiken die door ons karakter en onze natuur worden bepaald.

Doelen en deugden liggen steeds tussen extremen in.

Slide 33 - Diapositive

Duid de deugd aan
Lafheid
Moed
Overmoed

Slide 34 - Sondage

Duid de deugd aan
Gierigheid
Vrijgevigheid
Spilzucht

Slide 35 - Sondage

Duid de deugd aan
Vleierij
Vriendelijkheid
Twistzucht

Slide 36 - Sondage

Lafheid                                    Moed                                               Overmoed
Gierigheid                       Vrijgevigheid                                        Spilzucht
Vleierij                            Vriendelijkheid                                     Twistzucht

Deugden liggen in het gulden midden: oefening baart kunst!

Slide 37 - Diapositive

In hoeverre heb je deze les goed begrepen?
😒🙁😐🙂😃

Slide 38 - Sondage