Unité 4: Paris visite - apprendre 4&6, 5, 7, 8, 9
1 / 18
La durée de la leçon est: 10 minÉléments de cette leçon
Slide 1 - Diapositive
fermer
A
instappen
B
binnengaan
C
sluiten
D
uitstappen
Slide 2 - Quiz
le guichet
A
het kaartje
B
het loket
C
de bestemming
D
de plattegrond
Slide 3 - Quiz
vite
A
snel
B
te laat
C
rechtstreeks
D
beroemd
Slide 4 - Quiz
le voyage
A
het verblijf
B
de reis
C
de jongere
D
de herinnering
Slide 5 - Quiz
le soleil
A
de trap
B
de trein
C
de winkel
D
de zon
Slide 6 - Quiz
descendre
A
uitstappen
B
blijven
C
lopen
D
binnengaan
Slide 7 - Quiz
dépêche-toi
A
schiet op
B
fijne dag
C
het retourtje
D
wij hebben plezier
Slide 8 - Quiz
crevé
A
terugkomen
B
beroemd
C
uitgeput
D
rechtstreeks
Slide 9 - Quiz
nous ___
A
suis
B
sont
C
sommes
D
êtes
Slide 10 - Quiz
tu ___
A
suis
B
es
C
est
D
êtes
Slide 11 - Quiz
elles ___
A
sont
B
est
C
es
D
êtes
Slide 12 - Quiz
elles sont (venir)
A
venu
B
venue
C
venus
D
venues
Slide 13 - Quiz
il est (arriver)
A
arrivé
B
arrivée
C
arrivés
D
arrivées
Slide 14 - Quiz
ils sont (partir)
A
parti
B
partie
C
partis
D
parties
Slide 15 - Quiz
Le train part voie cinq.
A
De trein vertrekt over tien minuten.
B
De trein vertrekt van spoor vijf.
Slide 16 - Quiz
Il y a du monde à la gare.
A
Het is druk op het station.
B
We moeten hier overstappen.
Slide 17 - Quiz
J'ai pris le train pour aller à Paris.
A
Ik heb de trein naar Parijs genomen.
B
Ik ben naar Parijs gegaan met mijn ouders.
