8-4 Apostrof

• Nederlands
• Middelbare school
• vmbo t, mavo
• Leerjaar 2

Goedemorgen allemaal!

Telefoon in de bak.

Start je laptop!

Afspraken

Wat gaan we doen?

1. Uitleg apostrof

2. Oefenenopdrachten in LessonUp

3. Oefenen in Nederlands methode

Doel: Aan het einde van deze les

hebben we kennis gemaakt 

met het gebruik van een 

apostrof.

De apostrof

De apostrof is een komma in een woord, zoals in vmbo'er.

Wanneer schrijf je een apostrof?

1.  Bij het meervoud van woorden die eindigen op een a, i, o, u of y. Je zou het woord anders verkeerd uitspreken.

voorbeeld: ski's, baby's, foto's, pizza's, menu's

Goed of fout?

hobby'tje

1. Goed
2. Fout

De apostrof

2.  Als je wilt aangeven dat iets van iemand is en je zou het woord anders verkeerd uitspreken. 

Bijvoorbeeld: Anja's tablet, Ivo's jas, (maar Kevins jas, Peters computer)

Let op: eindigt het woord op een s-klank, dan schrijf je alléén een apostrof.

Felix' vrienden (de vrienden van Felix)                  en dus niet Felix's vrienden

Bas' voetbalteam (het voetbalteam van Bas)     en dus niet: Bas's voetbalteam

Goed of fout?

Jan's voetbalteam

1. Goed
2. Fout

De apostrof

3. Bij verkleinwoorden die eindigen op y.

Bijvoorbeeld: baby'tje, pony'tje

4. Na cijfers (A4'tje) en bij woorden als VMBO'er en BN'er, ook als die woorden in het meervoud staan.

Bijvoorbeeld:, cd's

Goed of fout?

vmbo-'er

1. Goed
2. Fout

Hoe typ je de apostrof?

Type een woord.

Typ daarna de 'hoge komma'

Typ een spatie. 

Typ daarna de rest van het woord.

Even oefenen

Denk dus aan de regels. Je schrijft een apostrof:

1.  bij het meervoud van woorden die eindigen op een a, i, o, u of y. 

2. als je wilt aangeven dat iets van iemand is en je zou het woord anders       

     verkeerd uitspreken. 

3. bij verkleinwoorden die eindigen op y.

4. na cijfers (A4'tje) en bij woorden als vmbo'er en BN'er.

Goed of fout?

telefoon'tje

1. Goed
2. Fout

Goed of fout?

hobby'tje

1. Goed
2. Fout

Goed of fout?

dvd's

1. Goed
2. Fout

Goed of fout?

foto's

1. Goed
2. Fout

Aan de slag!

Nederlands methode Bijspijkeren Spelling Opdracht 4.11

Klaar: blok 4, spelling, opdracht 4.11