H3.5, 3.6 en 3.7 Energie om arbeid te verrichten, Warmte en rendement en Vermogen

Hoofdstuk 3 Paragaaf 5
Energie om arbeid te verrichten.

1 / 28
suivant
Slide 1: Diapositive
NatuurkundeMiddelbare schoolvwoLeerjaar 4

Cette leçon contient 28 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 1 vidéo.

time-iconLa durée de la leçon est: 45 min

Éléments de cette leçon

Hoofdstuk 3 Paragaaf 5
Energie om arbeid te verrichten.

Slide 1 - Diapositive

Paragraaf 5 
Energie om arbeid te verrichten

Slide 2 - Diapositive

Welke vorm van energie gebruikt de auto?

Slide 3 - Question ouverte

auto 
  • Chemische energie: benzine en brandstof
  • elektrische energie


Slide 4 - Diapositive

teken een energiestroomdiagram voor een auto, lift en een mens

Slide 5 - Diapositive

Energie-stroom diagram
Niet alle energie wordt nuttig gebruikt!

Slide 6 - Diapositive

Chemische energie
Massa:



Volume:
Ech=rvV
Ech=rmm
Ech: Chemische energie (J)
rv: Stookwaarde (J/m3)
V: Volume (m3)
Ech: Chemische energie (J)
rm: Stookwaarde (J/kg)
m: massa (kg)

Slide 7 - Diapositive

Stookwaarde
Hoeveel chemische energie zit er in een kilo brandstof?

hout
aardgas 32 MJ/m3
waterstof
benzine

Slide 8 - Diapositive

Stookwaarden
Brandstoffen hebben stookwaarden, een waarde die aangeeft hoeveel chemische energie er per kilo of volume in
de brandstof zit en 
wordt gegenereerd
bij verbranding.

Die waarden staan
in BINAS T28B.




Slide 9 - Diapositive

Stookwaarden met massa
De chemische energie kan worden berekend met een stookwaarde rm wanneer je de eenheid J/kg of kWh/kg gebruikt. Omdat er .../kg staat, gaat het voornamelijk om stoffen in vaste vorm. In formulevorm:


waarin:
         = chemische energie      in J
         = stookwaarde                   in J/kg
         = massa                                 in kg
Ech=rmm
m
rm
Ech

Slide 10 - Diapositive

Stookwaarden met volume
De chemische energie kan ook worden berekend met een stookwaarde rv wanneer je de eenheid J/m³ of kWh/m³ gebruikt. Omdat er .../staat, gaat het voornamelijk om stoffen in vloeibare en gas- vorm. In formulevorm:


waarin:
         = chemische energie      in J
         = stookwaarde                   in J/m³
         = volume                                in m³
Ech=rvV
V
rv
Ech

Slide 11 - Diapositive

Hoe komt een sporter aan energie?

Slide 12 - Question ouverte

Chemische energie
Bijvoorbeeld uit voeding of brandstof

Slide 13 - Diapositive

Elektrische energie

Elektrisch vermogen: 

Elektrische energie:

Combineren:
Pel=UI
Eel=Pt
Eel=UIt
P: Vermogen (W) (J/s)
E: Energie (J)
U: Spanning (V)
I: Stroomsterkte (A)
t: tijd (s)

Slide 14 - Diapositive

Energie formules
  • W = F * S
  • Ez = m * g * h
  • Ek = 1/2 * m * v²

Slide 15 - Diapositive

maak nu vraag 43, 44,  45

Slide 16 - Diapositive

Slide 17 - Vidéo

De wrijvingskrachten verrichten arbeid. In welke energievorm wordt de energie dan omgezet?
A
Kracht
B
Kinetische
C
Warmte
D
Zwaarte

Slide 18 - Quiz

Er gaat energie verloren door de wrijvingskracht. Deze energie wordt omgezet in warmte.
Warmte door wrijvingskracht:
Q=Fws
Q: Warmte (J)
Fw: Wrijvingskracht (N)
s: afstand (m)

Slide 19 - Diapositive

Er gaat dus energie 'verloren'. 
Je kan het rendement nu uitrekenen.
Rendement: 
η=EinENuttig100
%
η: Rendement
Enuttig: Nuttig gebruikte energie (J)
Ein: Totale energie (J)

Slide 20 - Diapositive

η=EinENuttig100
%
η: Rendement
Pnuttig: Nuttig gebruikte vermogen (W)(J/s)
Pin: Totale vermogen (W)(J/s)
E=Pt
}
η=PintPNuttigt100
%

Slide 21 - Diapositive

η=EinENuttig100
%
η: Rendement
Pnuttig: Nuttig gebruikte vermogen (W)(J/s)
Pin: Totale vermogen (W)(J/s)
E=Pt
}
η=PinPNuttig100
%

Slide 22 - Diapositive

Paragraaf 7
Vermogen

Slide 23 - Diapositive

Vermogen, P
Energie die iets per seconde levert
P=tW
P: Vermogen (W) (J/s)
W: Arbeid (J)
t: tijd (s)

Slide 24 - Diapositive

Vermogen, P
Energie die iets per seconde levert
P=tW
P: Vermogen (W) (J/s)
W: Arbeid (J)
t: tijd (s)
W=Fs
}
P=tFs
F: Kracht (N)
s: afstand (m)

Slide 25 - Diapositive

Vermogen, P
Energie die iets per seconde levert
P=tW
P: Vermogen (W) (J/s)
W: Arbeid (J)
t: tijd (s)
W=Fs
}
P=tFs=Fv
F: Kracht (N)
s: afstand (m)
v: gemiddelde snelheid (m/s)

Slide 26 - Diapositive

Stel je rijdt in een auto waar alleen luchtwrijving op werkt (dus geen rolwrijving). Op een bepaald moment ga je 2 keer zo hard rijden hoeveel keer meer vermogen moet de auto dan leveren?
Gebruik
P=Fw,lv
A
2
B
4
C
3
D
8

Slide 27 - Quiz

Oefenen voor de volgende les:
Par 6: 50
Par 7: 56

Slide 28 - Diapositive