1 Meestal kun je een zelfstandig naamwoord in het meervoud zetten.
> Bijvoorbeeld: munt – munten; verkoper – verkopers.
2 Je kunt er vaak een verkleinwoord van maken.
>Bijvoorbeeld: munt – muntje; geluk – gelukje.
3 Voor de meeste zelfstandige naamwoorden kun je de, het of een zetten.
>Bijvoorbeeld: de munt, het geluk, een verkoper.
Op de basisschool zeggen ze vaak: 'Mensen, dieren, dingen'.