Dictee 10 Nederlands VSO ZML Leerroute 3-4 g-ch

Dictee 10 Nederlands 
VSO ZML Leerroute 3-4

g - ch
1 / 28
suivant
Slide 1: Diapositive
MentorlesVoortgezet speciaal onderwijsLeerroute 3

Cette leçon contient 28 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

Éléments de cette leçon

Dictee 10 Nederlands 
VSO ZML Leerroute 3-4

g - ch

Slide 1 - Diapositive

lach
je hoort g en je schrijft ch

Slide 2 - Diapositive

nacht
je hoort gt en je schrijft cht

Slide 3 - Diapositive


Slide 4 - Question ouverte

Wat is goed geschreven?
A
Ik lach om die grap.
B
Ik lag om die grap.

Slide 5 - Quiz


Slide 6 - Question ouverte

Wat is goed geschreven?
A
Ik heb peg met mijn fiets.
B
Ik heb pech met mijn viets.
C
Ik heb pech met mijn fiets.

Slide 7 - Quiz


Slide 8 - Question ouverte

Wat is goed geschreven?
A
Ik ga op jagt.
B
Ik ga op jacht.
C
Ik gaa op jacht.

Slide 9 - Quiz


Slide 10 - Question ouverte

Wat is goed geschreven?
A
Ik doe de kaggel aan.
B
Ik doe de kagel aan.
C
Ik doe de kachgel aan.
D
Ik doe de kachel aan.

Slide 11 - Quiz


Slide 12 - Question ouverte

Wat is goed geschreven?
A
De apel is een vrucht.
B
De appel is een vrugt.
C
De appel is een vrucht.
D
De appel is een vruhct.

Slide 13 - Quiz


Slide 14 - Question ouverte

Wat is goed geschreven?
A
Ik scrijf een gedicht.
B
Ik srijf een gedicht.
C
Ik schrijf een gedigt.
D
Ik schrijf een gedicht.

Slide 15 - Quiz


Slide 16 - Question ouverte

Wat is goed geschreven?
A
Mijn lijf is mijn ligaam.
B
Mijn lijf is mijn lichaam.
C
Mijn lijf is mijn liggaam.
D
Ik schrijf een gedicht.

Slide 17 - Quiz


Slide 18 - Question ouverte

Wat is goed geschreven?
A
De nagtegaal is een vogel.
B
De nachtegaal is een vogel.
C
De nachtegaal is een vogel.
D
De nachtegaal is een vochel.

Slide 19 - Quiz


Slide 20 - Question ouverte

Wat is goed geschreven?
A
Mijn fader werkt in de techniek.
B
Mijn vaader werkt in de techniek.
C
Mijn vader werkt in de techniek.
D
Mijn vader werkt in de tegniek.

Slide 21 - Quiz


Slide 22 - Question ouverte

Wat is goed geschreven?
A
Wat is die vogel toch pachtig.
B
Wat is die vogel toch prachtig.
C
Wat is die vogel toch pragtig.
D
Wat is die vochel toch prachtig.

Slide 23 - Quiz


Slide 24 - Question ouverte

Wat is goed geschreven?
A
De vrachtwagen rijdt te snel.
B
De vragtwagen rijdt te snel.

Slide 25 - Quiz


Slide 26 - Question ouverte

Wat is goed geschreven?
A
Ik heb een klagt.
B
Ik heb een klahct.
C
Ik heb een klacht.

Slide 27 - Quiz

VEEL GOED?
MOOI!
VEEL FOUT?
OOK MOOI WANT DAN HEB JE VEEL GELEERD!

Slide 28 - Diapositive