Grammatica Zelfstandige werkwoorden en hulpwerkwoorden

Grammatica: Woordsoorten
Elk woord in een zin kan je benoemen
1 / 42
suivant
Slide 1: Diapositive
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 1

Cette leçon contient 42 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 30 min

Éléments de cette leçon

Grammatica: Woordsoorten
Elk woord in een zin kan je benoemen

Slide 1 - Diapositive

Slide 2 - Diapositive

Slide 3 - Diapositive

Slide 4 - Diapositive

Slide 5 - Diapositive

Slide 6 - Diapositive

Slide 7 - Diapositive

Slide 8 - Diapositive

Slide 9 - Diapositive

Slide 10 - Diapositive

Slide 11 - Diapositive

Slide 12 - Diapositive

Welk werkwoord heeft betekenis?
(zww)
Ik heb heel lekker gegeten.
A
heb
B
gegeten

Slide 13 - Quiz

Welk werkwoord heeft betekenis?
(zww)
Wij mochten in het zwembad zwemmen.
A
mochten
B
zwemmen

Slide 14 - Quiz

Welk werkwoord heeft betekenis?
(zww)
Wij kunnen de weg vragen aan de meneer.
A
kunnen
B
vragen

Slide 15 - Quiz

Welk werkwoord heeft betekenis?
(zww)
Hans en Grietje werden achtergelaten in het bos.
A
werden
B
achtergelaten

Slide 16 - Quiz

Benoem de hulpwerkwoorden:

Ik heb dat altijd al willen kopen
A
heb
B
heb, willen
C
kopen
D
heb, willen, kopen

Slide 17 - Quiz

Een kettingbotsing kan veel schade veroorzaken
- kan -
A
hww
B
zww

Slide 18 - Quiz

Een kettingbotsing kan veel schade veroorzaken
- veroorzaken -
A
hww
B
zww

Slide 19 - Quiz

Een 8-jarige jongen is met zijn been klem komen te zitten in een put
- is -
A
hww
B
zww

Slide 20 - Quiz

Een 8-jarige jongen is met zijn been klem komen te zitten in een put
- komen -
A
hww
B
zww

Slide 21 - Quiz

Een 8-jarige jongen is met zijn been klem komen te zitten in een put
- zitten -
A
hww
B
zww

Slide 22 - Quiz

Een amateurvoetballer heeft tijdens een sliding zijn been gebroken
- heeft -
A
hww
B
zww

Slide 23 - Quiz

Een amateurvoetballer heeft tijdens een sliding zijn been gebroken
- gebroken -
A
hww
B
zww

Slide 24 - Quiz

Ik heb altijd dierenarts willen worden
- heb -
A
hww
B
zww

Slide 25 - Quiz

Ik heb altijd dierenarts willen worden
- willen -
A
hww
B
zww

Slide 26 - Quiz

Ik heb altijd dierenarts willen worden
- worden -
A
hww
B
zww

Slide 27 - Quiz

In Madame Tussauds in Londen staat sinds 2013 een wassenbeeld van zangeres Adele.
A
staat = hww
B
staat = zww

Slide 28 - Quiz

Een postbode heeft maandenlang post achtergehouden.
A
heeft = hww achtergehouden = hww
B
heeft = zww achtergehouden = hww
C
heeft = hww achtergehouden = zww
D
heeft = zww achtergehouden = zww

Slide 29 - Quiz

GRAMMATICA WOORDSOORTEN
zelfstandig werkwoord en hulpwerkwoord

Elke zin heeft één belangrijkste werkwoord. Dit is het belangrijkste werkwoord van die zin. Dit werkwoord is een zelfstandig werkwoord.

Slide 30 - Diapositive

GRAMMATICA WOORDSOORTEN
zelfstandig werkwoord en hulpwerkwoord

Een zelfstandig werkwoord geeft op zichzelf duidelijk aan wat iets of iemand doet.

lopen - vallen - lachen - rennen - klimmen 

Slide 31 - Diapositive

GRAMMATICA WOORDSOORTEN
zelfstandig werkwoord en hulpwerkwoord

Alle werkwoorden die verder nog in de zin staan, helpen het belangrijste werkwoord. Dit noemen we daarom ook hulpwerkwoorden.

Slide 32 - Diapositive

Thomas wil vanavond nog wel even voetballen.
A
wil = hww
B
wil = zww

Slide 33 - Quiz

Thomas wil vanavond nog wel even voetballen.
A
voetballen = hww
B
voetballen = zww

Slide 34 - Quiz

Freek wil binnenkort zijn haar laten verven.
A
wil= hww
B
wil= zww

Slide 35 - Quiz

Freek wil binnenkort zijn haar laten verven.
A
laten = hww
B
laten = zww

Slide 36 - Quiz

Freek wil binnenkort zijn haar laten verven.
A
verven= hww
B
verven = zww

Slide 37 - Quiz

Wij hebben gisteren pannenkoeken gegeten.
hebben =

A
hww
B
zww

Slide 38 - Quiz

Samengevat:
zelfstandig werkwoord en hulpwerkwoord

1. Zoek alle werkwoorden uit de zin. Staat er maar één in? Dan is dit automatisch een zelfstandig werkwoord.

2. Staan er méér werkwoorden in? Zoek de persoonsvorm. Dit is een hulpwerkwoord. Streep dit hulpwerkwoord weg.

3. Herhaal stap 1 en 2 totdat er maar één werkwoord overblijft. Dit is het belangrijkste werkwoord in de zin en dus een zelfstandig werkwoord.

Slide 39 - Diapositive

GRAMMATICA WOORDSOORTEN
zelfstandig werkwoord en hulpwerkwoord

Wij willen vanmiddag gaan vissen.

pv = willen
willen = hww

Slide 40 - Diapositive

GRAMMATICA WOORDSOORTEN
zelfstandig werkwoord en hulpwerkwoord

Wij willen vanmiddag gaan vissen.
Wij gaan vanmiddag vissen.

pv = gaan
gaan= hww

Slide 41 - Diapositive

GRAMMATICA WOORDSOORTEN
zelfstandig werkwoord en hulpwerkwoord

Wij willen vanmiddag gaan vissen.
Wij gaan vanmiddag vissen.
Wij vissen vanmiddag.

vissen = zww

Slide 42 - Diapositive