samentrekking en betrekkelijk voornaamwoord

Grammatica
H3
  • tijden van werkwoorden 
  • samentrekking
H4
  • betrekkelijke voornaamwoord
  • actieve en passieve zin
1 / 32
suivant
Slide 1: Diapositive
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 3

Cette leçon contient 32 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

Éléments de cette leçon

Grammatica
H3
  • tijden van werkwoorden 
  • samentrekking
H4
  • betrekkelijke voornaamwoord
  • actieve en passieve zin

Slide 1 - Diapositive

Grammatica
H3
  • tijden van werkwoorden 

stappen
1. voltooid of onvoltooid (voltooid deelwoord)
2. persoonsvorm in tegenwoordige of verleden tijd
3. tijd of toekomende tijd (persoonsvorm is vorm van 'zullen')

Slide 2 - Diapositive

Samentrekking
In nevenschikkend samengestelde zinnen wordt vaak een deel weggelaten: een of enkele woorden die al eerder genoemd zijn, worden niet herhaald.

Dat verschijnsel heet samentrekking:

Volgens gangbare stereotypen zijn jongens actief en meisjes hulpvaardig.
Weggelaten is: zijn.

Slide 3 - Diapositive

samentrekking: regels
Samentrekkingen zijn alleen correct wanneer het weggelaten deel in beide zinnen dezelfde betekenis, vorm én grammaticale functie heeft.

Slide 4 - Diapositive

Verbeter de foutieve samentrekkingen:
De uitnodiging kwam op 2 mei en hebben we blij ontvangen.

Slide 5 - Question ouverte

Verbeter de foutieve samentrekkingen:
Mijn ouders verheugden zich al en ik ook.

Slide 6 - Question ouverte

Verbeter de foutieve samentrekkingen:
Het feest werd groots gevierd en daardoor een succes.

Slide 7 - Question ouverte

Verbeter de foutieve samentrekkingen:
Maar om twaalf uur ging het licht uit en mijn verkering ook.

Slide 8 - Question ouverte

Verbeter de foutieve samentrekkingen:
Ik ben mijn grote liefde kwijt en best verdrietig.

Slide 9 - Question ouverte

Grammatica H4
  • betrekkelijk voornaamwoord
  • actieve en passieve vorm

Slide 10 - Diapositive

Betrekkelijk voornaamwoord
Een betrekkelijk voornaamwoord (btv) wijst terug naar het antecedent, een woord of een groepje woorden dat al eerder genoemd is.
De belangrijkste betrekkelijke voornaamwoorden zijn:
die, dat, wie, wat

Slide 11 - Diapositive

Betrekkelijk voornaamwoord

Dat -> een onzijdig zelfstandig naamwoord enkelvoud.
Het meisje dat in de rij staat te wachten, is Lotte.

Die -> andere zelfstandige naamwoorden: mannelijk en vrouwelijk enkelvoud, alle meervouden.
De boodschappenkarretjes die zij ziet, zijn bomvol.
De vrouw die achter de kassa zit, werkt stug door

Slide 12 - Diapositive

Betrekkelijk voornaamwoord

Wie staat meestal na een voorzetsel en verwijst naar personen.

Lotte, voor wie het wachten lang duurt, begint zich te ergeren.

Slide 13 - Diapositive

Betrekkelijk voornaamwoord

Wat verwijst naar:
– iets, niets of alles:
Wachten is niet iets wat zij graag doet.
– een superlatief:
Je geduld bewaren is het beste wat je dan kunt doen.
– een hele zin:
Lotte ging naar een andere rij, wat niet slim bleek.

Slide 14 - Diapositive

Maak meervoud van: Het meisje dat lacht

Slide 15 - Question ouverte

Maak twee zinnen: één waarin die en één waarin wie betrekkelijk voornaamwoord is

Slide 16 - Question ouverte

Het mooiste ... hij heeft gezien.
Het mooiste strand ... hij heeft gezien.
wat
dat

Slide 17 - Question de remorquage

Welk betrekkelijk voornaamwoord volgt na een antecedent dat uit een hele zin bestaat? Geef een eigen voorbeeld.

Slide 18 - Question ouverte

Wat en wie zijn betrekkelijke voornaamwoorden. Wat kunnen ze nog meer zijn? Geef voorbeelden.

Slide 19 - Question ouverte

Noteer het betrekkelijk voornaamwoord en het antecedent.
- Plannen is iets wat niet altijd goed gaat.

Slide 20 - Question ouverte

Noteer het betrekkelijk voornaamwoord en het antecedent.
- Het is een gewoonte die je je eigen kunt maken.

Slide 21 - Question ouverte

Noteer het betrekkelijk voornaamwoord en het antecedent. - Je maakt bijvoorbeeld een weekoverzicht wat echt niet moeilijk is.

Slide 22 - Question ouverte

Noteer het betrekkelijk voornaamwoord en het antecedent. - Voor elke dag schrijf je de bezigheden op die vastliggen.

Slide 23 - Question ouverte

Kies in de zin het betrekkelijk voornaamwoord(en).
- Zo zie je de ruimte die overblijft, bijvoorbeeld voor die vriend op wie je zo gesteld bent.

Slide 24 - Question ouverte

Al in de zeventiende eeuw, ....
ook de Gouden Eeuw wordt genoemd, waren Hollandse vrouwen vrij en zelfstandig.
A
die
B
dat
C
wat
D
wie

Slide 25 - Quiz

In Amsterdamse herbergen zaten ze gezellig met mannen te kletsen en te lachen, .....
buitenlanders zeer verbaasde.
A
die
B
dat
C
wat
D
wie

Slide 26 - Quiz

Die vrouwen, voor .....
hun eer alles was, duldden absoluut geen dubbelzinnige of beledigende opmerkingen.
A
die
B
dat
C
wat
D
wie

Slide 27 - Quiz

Het eerste .....
ze dan deden, was het gevecht aangaan.
A
die
B
dat
C
wat
D
wie

Slide 28 - Quiz

Dat deden ze desnoods met potten en pannen,
..... altijd wel voorhanden waren.
A
die
B
dat
C
wat
D
wie

Slide 29 - Quiz

Leg het belang van het juiste gebruik van het betrekkelijk voornaamwoord uit aan de hand van de volgende zinnen:

Slide 30 - Question ouverte

opdracht
Leg het belang van het juiste gebruik van het betrekkelijk voornaamwoord uit aan de hand van de zinnen op de volgende slide.

Slide 31 - Diapositive

1 Dagelijks fietste hij een rondje dat hij leuk vond.
2 Dagelijks fietste hij een rondje, wat hij leuk vond.

Slide 32 - Question ouverte