belangrijke punten

belangrijke punten
1 / 27
suivant
Slide 1: Diapositive
Zorg en WelzijnMiddelbare schoolvmbo kLeerjaar 4

Cette leçon contient 27 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 30 min

Éléments de cette leçon

belangrijke punten

Slide 1 - Diapositive

Tip!
1 liter (l) = 10 deciliter (dl) = 100 centiliter (cl)
= 1000 milliliter (ml/cc)
1 dl = 10 cl = 100 ml
1 cl = 10 ml
1 ml = 0,001 l
1 cl = 0,01 l
1 dl = 0,1 l
5 dl = 0,5 l

Slide 2 - Diapositive

Je moet 10 centiliter melk afmeten. Hoeveel liter is dat?
A
100 liter
B
10 liter
C
0,1 liter
D
0,01 liter

Slide 3 - Quiz

Je moet 3 deciliter melk en 5 deciliter water toevoegen. Hoeveel milliliter vloeistof is dat samen?
A
8 milliliter
B
80 milliliter
C
800 milliliter
D
8000 milliliter

Slide 4 - Quiz


Informatie op  een etiket:
  • naam van het levensmiddel
  • lijst met ingrediënten
  • Van de voedingsstof die als eerste wordt genoemd, zit het meeste in dat product. 
  • Ook E-nummers worden vermeld bij de ingrediënten. Het E-nummer geeft aan dat het een goedgekeurd additief of toevoeging is. Voorbeelden van toevoegingen zijn kleurstoffen, smaakversterkers en conserveermiddelen. Zorgt ervoor dat het er mooier uitziet.


  • Eventueel aanwezige allergenen
  • netto hoeveelheid van het product
  • houdbaarheidsdatum (THT of TGT)
  • bijzondere bewaarvoorschriften of gebruiksvoorwaarden
  • naam en contactgegevens van de fabrikant of verkoper/importeur
  • een gebruiksaanwijzing, als het product moeilijk te gebruiken is zonder gebruiksaanwijzing
  • land van oorsprong of plaats van herkomst

Slide 5 - Diapositive

wat betekent tht
A
te houden tot
B
ten minste houdbaar tot
C
te herbruiken tot
D
te herinneren tot

Slide 6 - Quiz

Welke bewering(en) over E-nummers zijn juist?
A
E-nummers zijn toevoegingen aan een product.
B
E-nummers verbeteren of veranderen het product.
C
E-nummers hebben geen voedingswaarde.
D
E-nummers zijn bijvoorbeeld kleurstoffen en smaakstoffen

Slide 7 - Quiz

In voedsel worden verschillende E-nummers gebruikt. Sleep de E nummers naar de juiste omschrijving!

Deze additieven worden uit planten en dieren gehaald.
Deze stoffen zorgen voor een aantrekkelijke kleur van het product.
Deze additieven worden in de fabriek gemaakt.
Deze stoffen zorgen ervoor dat een product naar suiker smaakt, maar geen calorieën bevat.
Kleurstoffen
Zoetstoffen
Natuurlijke stoffen
Synthetische stoffen

Slide 8 - Question de remorquage

schoonmaaketiketten 
Voor een veilig gebruik van schoonmaakmiddelen is het belangrijk dat je weet wat de symbolen betekenen en dat je de informatie op de etiketten leest en toepast. Hierna zie je voorbeelden van gevaarsymbolen. Ernaast lees je wat de betekenis is van de symbolen.

Slide 9 - Diapositive

14. Wat betekenen de pictogrammen? Match de pictogrammen uit de linker kolom met de betekenissen uit de rechterkolom
strijken
drogen
bleken
wassen

Slide 10 - Question de remorquage

wat betekent deze pictogram?

A
Product heeft een vernietigend effect op lichaamsweefsels als huid, ogen en slokdarm en veroorzaakt brandwonden.
B
Kan gemakkelijk vlam vatten
C
Product kan, als het in het milieu terechtkomt, schadelijk zijn voor de organismen.

Slide 11 - Quiz

Wat betekent dit pictogram?
A
Product kan bij inname door de mond, via de huid en door inademen mogelijk kankerverwekkend zijn
B
Dit zijn samengeperste gassen en vloeibaar gemaakte gassen in gasflessen.
C
Product kan bij inname door de mond, via de huid en door inademen ernstig gevaar opleveren en dodelijk zijn.
D
Het gezondheidsgevaar van deze producten is minder ernstig dan bij giftige en bijtende stoffen en bij stoffen met een gezondheidsgevaar op lange termijn.

Slide 12 - Quiz

Bij het sorteren van wasgoed let je op de volgende punten:
  1. de kleur
  2. de vuilgraad
  3. de materialen of grondstof
  4. de temperatuur op het etiket.

Slide 13 - Diapositive

Het best kun je het wasgoed verdelen in de volgende hoofdgroepen:

wit of lichtgekleurd
bont (licht of donker)
fijne was
wasgoed dat je met de hand moet wassen of dat je niet mag wassen, maar dat bijvoorbeeld naar de stomerij moet.

Slide 14 - Diapositive

Waarop moet je vooral letten als je de was gaat sorteren?
A
op de grootte van de kledingstukken
B
op de hoeveelheid kledingstukken
C
op de materialen waarvan de kleding gemaakt is
D
op welke temperatuur je de kleding mag strijken

Slide 15 - Quiz

Bij welke was behoort een licht roze T-shirt?
A
Bij de witte was.
B
Bij de donkerbontewas.
C
Bij de lichtbontewas.

Slide 16 - Quiz

Een zakelijke brief heeft een vaste indeling.
Welk onderdeel komt na de aanhef?

A
Afsluiting
B
Inhoud van de brief
C
Plaats datum
D
Naam van de schrijver

Slide 17 - Quiz

Waarom is HACCP belangrijk?
A
ze zorgen voor hygiëne
B
ze zorgen voor regelmaat
C
ze zorgen voor orde
D
ze zorgen voor rust

Slide 18 - Quiz

Wat gebeurt bij het FIFO-systeem?
A
Producten worden langer bewaard
B
Producten verlaten nooit de koeling
C
Opslag volgens indeling van producten
D
Minder verse producten worden eerst verkocht

Slide 19 - Quiz

Wat is een belangrijke hulpmiddel bij het sorteren van de was?
A
Sorteren
B
Onderscheid maken van de kleuren
C
Etiketten in het wasgoed
D
Geen van de bovenstaande

Slide 20 - Quiz

Wat is representatief
A
dat je blij bent
B
dat je aanwezig bent
C
dat je luidruchtig bent
D
nette indruk achterlaten

Slide 21 - Quiz


De microvezeldoek gebruik je voor
A
droog vuil
B
licht gehecht vuil
C
sterk gehecht vuil

Slide 22 - Quiz

welke ruimte moeten huishoudelijk schoon zijn?
A
Een woonkamer, een hotelkamer en een patiëntenkamer in het ziekenhuis
B
berging van de schuur
C
operatie kamer

Slide 23 - Quiz

waarom moet de verpakking gecontroleerd worden
A
als het bol staat kan het bedorven zijn
B
er kan teveel erin zitten
C
er kan drugs inzitten

Slide 24 - Quiz

functie van reinigingsmiddelen

A
aangekleefd vuil losmaken
B
micro-organismen doden
C
een extra beschermlaag aanbrengen

Slide 25 - Quiz

Geef een voorbeeld van een natuurlijk reinigingsmiddel

Slide 26 - Question ouverte

einde! 

Slide 27 - Diapositive