Grootheden en eenheden

Grootheden en eenheden
Benodigheden
- Pen, potlood
- Rekenmachine
- Laptop
LessonUp: 
JA!
Telefoons in de telefoontas!
1 / 26
suivant
Slide 1: Diapositive
Natuurkunde / ScheikundeMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 2

Cette leçon contient 26 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 60 min

Éléments de cette leçon

Grootheden en eenheden
Benodigheden
- Pen, potlood
- Rekenmachine
- Laptop
LessonUp: 
JA!
Telefoons in de telefoontas!

Slide 1 - Diapositive

Je weet wat grootheden zijn
Grootheid = alles wat je kunt meten.

Slide 2 - Diapositive

Welke grootheden
ken je allemaal?

Slide 3 - Carte mentale

De breedte van de tafel meet je op met een meetlint.

Wat is een grootheid in de bovenstaande zin?
A
meetlint
B
tafel
C
breedte
D
op meten

Slide 4 - Quiz

Stelling 1: Een grootheid is een eigenschap waarin je meet.
Stelling 2: Een eenheid is de maat waarin je de grootheid meet.
Welke stelling is juist?
A
1 en 2 zijn juist
B
1 en 2 zijn onjuist
C
1 is juist, 2 is onjuist
D
1 is onjuist, 2 is juist

Slide 5 - Quiz

Welke eenheden
ken je allemaal?

Slide 6 - Carte mentale

Wat is het symbool van kracht?
A
V
B
f
C
F
D
N

Slide 7 - Quiz

De eenheid is kilogram welke grootheid hoort hierbij?
A
gewicht
B
massa
C
dichtheid
D
veerconstante

Slide 8 - Quiz

Wat is de grootheid in deze zin?
Jos rijdt met een snelheid van 20 km/h naar school op zijn fiets.

Slide 9 - Question ouverte

Het symbool van de grootheid is F. Welke eenheid hoort hierbij?

Slide 10 - Question ouverte


Welke twee grootheden meet je met een winkelhaak (zie afbeelding).

Slide 11 - Question ouverte

centrale eenheid

Slide 12 - Diapositive

liter
deciliter
centiliter
milliliter
Welke maat past bij de plaatjes?

Slide 13 - Question de remorquage

reken om:
0,264 g = …..... mg
A
2,64 mg
B
26,4 mg
C
264 mg
D
0,0264 mg

Slide 14 - Quiz

55m = .... hm
A
0,55
B
5,50
C
550
D
5500

Slide 15 - Quiz

23.000 dm = ....km
A
0,23
B
2,3
C
23
D
230

Slide 16 - Quiz


0,04 km2 = .... m2
A
40
B
400
C
4.000
D
40.000

Slide 17 - Quiz


1 m3 is evenveel als
A
1.000 cm3
B
100 cm3
C
10 cm3
D
1.000.000 cm3

Slide 18 - Quiz


76 cm2 = .... mm2
A
0,76
B
7,6
C
760
D
7600

Slide 19 - Quiz


reken om:
2,743 dm3 = …....... cm3  
A
27,43 cm3
B
274,3 cm3
C
2743 cm3
D
2,743 cm3

Slide 20 - Quiz

De inhoud van deze balk is...
A
240 cm3
B
0,024 dm3
C
0,24 dm3
D
2,4 cm3

Slide 21 - Quiz

Wat is dm3?                                       
dm3 spreek je uit als: kubieke decimeter
Een kubus met ribben van 1 dm
heeft de inhoud van 1 dm3.
In 1 kubus van 1 dm3 passen
1000 kubusjes van 1 cm3.
Dus 1 dm3 = 1000 cm3.



Slide 22 - Diapositive

dfa
fdaf
Onthouden
  • 1 dm3 = 1 L
  • 1 cm3 = 1 mL
  • 1 m3 = 1000 L = 1 kL

Slide 23 - Diapositive

Inhoud en volume maten omrekenen

Slide 24 - Diapositive


reken om:
223 ml = …… cm 
A
0,223 cm3
B
2,23 cm3
C
22,3 cm3
D
223 cm3

Slide 25 - Quiz


6570 cm3 = ... liter

Slide 26 - Question ouverte