6.3 Hoe maak je winst?

1 / 14
suivant
Slide 1: Diapositive
EconomieMiddelbare schoolvmbo kLeerjaar 3

Cette leçon contient 14 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 30 min

Éléments de cette leçon

Slide 1 - Diapositive

§ 6.3 Hoe maak je winst?
Je leert in deze paragraaf:
  • Hoe je de brutowinst en de nettowinst uitrekent
  • Wat het verschil is tussen de verkoopprijs en de consumentenprijs
  • Hoe je de btw berekent en wat bedrijven doen met de btw die je betaalt

Slide 2 - Diapositive

§ 6.3 Hoe maak je winst?

Slide 3 - Diapositive

§ 6.3 Hoe maak je winst?
Als bedrijf kun je alleen blijven bestaan door winst te maken.
  • Het aantal producten dat je verkocht hebt, is de afzet
  • Het totaalbedrag dat je met de verkopen ontvangt, is de omzet of verkoopopbrengst.                                                                                                                omzet = afzet x verkoopprijs
  • Je hebt de producten eerst ingekocht. Het totaalbedrag dat aan de inkoop van deze producten is uitgegeven, is de inkoopwaarde.                                     inkoopwaarde = afzet x inkoopprijs
  • Als je van de omzet de inkoopwaarde afhaalt, houd je de brutowinst over. 

Slide 4 - Diapositive

§ 6.3 Hoe maak je winst?

Omzet (verkoopopbrengst) = afzet x verkoopprijs

Inkoopwaarde = afzet x inkoopprijs

Brutowinst = omzet – inkoopwaarde

Slide 5 - Diapositive

Fietswinkel Spakenburg verkoopt in een jaar 1560 fietsen. De verkoopprijs van een fiets is € 800. De inkoopprijs per fiets was €500. Wat is de omzet?

Slide 6 - Question ouverte

Fietswinkel Spakenburg verkoopt in een jaar 1560 fietsen. De verkoopprijs van een fiets is € 800. De inkoopprijs per fiets was €500. Wat is brutowinst?

Slide 7 - Question ouverte

§ 6.3 Hoe maak je winst?
Van de brutowinst moeten alle bedrijfskosten nog af (zoals: loonkosten, reclamekosten, de huur of de hypotheek van het gebouw, verzekerings-premies en de jaarlijkse afschrijving voor een bestelauto). 


Wat na aftrek van de bedrijfskosten overblijft van de brutowinst, is het nettoresultaat. Dat kan een nettowinst of nettoverlies zijn.

Brutowinst – bedrijfskosten = nettoresultaat (nettowinst of nettoverlies)

Slide 8 - Diapositive

Fietswinkel Spakenburg heeft een brutowinst van € 468.000 per jaar. De bedrijfskosten zijn € 350.000 per jaar. Wat is zijn nettoresultaat?
A
€ 118.000 nettoverlies
B
€ 118.000 nettowinst
C
€ 108.000 nettoverlies
D
€ 108.000 nettowinst

Slide 9 - Quiz

§ 6.3 Hoe maak je winst?
Om als ondernemer winst te maken, moet je bij de inkoopprijs van je product een bedrag optellen waarmee je de bedrijfskosten kunt betalen en waarna je ook nog winst overhoudt. 

Brutowinst per product is het verschil tussen de inkoopprijs en verkoopprijs. 

De brutowinstmarge is de brutowinst uitgedrukt als percentage van de inkoopprijs.

Slide 10 - Diapositive

De inkoopprijs van een fiets is € 500. De brutowinstmarge is 60% van de inkoopprijs. Wat is de verkoopprijs?

Slide 11 - Question ouverte

§ 6.3 Hoe maak je winst?
Belasting toegevoegde waarde (btw) of omzetbelasting: dit is een belasting die de overheid heft op de verkoop van goederen en diensten. De winkelier moet de belasting afdragen aan de Belastingdienst.

Er zijn twee btw-tarieven: 
  • een hoog tarief voor de meeste producten
  • een laag tarief voor een klein aantal producten, vooral voor basisbehoeften

De verkoopprijs inclusief btw is de consumentenprijs.

Slide 12 - Diapositive

De verkooprijs van een fiets is € 800. Het btw-tarief is 21%. Wat is de consumentenprijs?

Slide 13 - Question ouverte

§ 6.3 Hoe maak je winst?
Aan de slag!
Maken van de opdrachten van § 6.3
Opdracht 23 t/m 37





Slide 14 - Diapositive