1KLT week 5

• Latijn
• Middelbare school
• vwo
• Leerjaar 1

Maandag

1. Tekst 2.4 bespreken 

2. Introductie nwdg, ow en lv 

3. Instructies naamvallen 

4. Afsluiting

Lesdoelen

Je kunt het WWG en NWG onderscheiden van elkaar. 

Je kunt in een Latijnse zin het onderwerp en lijdend voorwerp/naamwoordelijk deel van het gezegde aanwijzen.  

Je kunt uitleggen wat een 'naamval' is. 

1. De Minotaurus 

Tekst bespreken en oefeningen nakijken 

2. Introductie NWG en WWG 

Naamwoordelijk gezegde en werkwoordelijk gezegde 

Lesdoelen:

Je kunt het WWG en NWG onderscheiden van elkaar.

Je kunt in een Latijnse zin het onderwerp en lijdend voorwerp/naamwoordelijk deel van het gezegde aanwijzen.  

NWG (NOOIT een lijd.vwp.)

1.  Onderwerp 
2. NWDG= een naamwoord dat een eigenschap/toestand uitdrukt 
3. Koppelwerkwoord:
   Ne: zijn, worden, blijken, blijven etc.

La: esse

WWG (NOOIT een NWDG)

1.  Onderwerp 
2. Een werkwoord (PV) waarin de handeling van het onderwerp wordt uitgedrukt 
3. Vaak ook: lijdend voorwerp 

Even oefenen 

p.54-56

3. Instructies naamvallen 

• Ook in het Latijn kun je te maken hebben met een OW, NWDG, LV
• Dat noem je een 'functie' in de zin 
• Afhankelijk van de 'functie' in de zin (OW/NWDG/LV) krijgt een naamwoordgroep in het Latijn een bepaalde vorm
• Die vormen noem je naamvallen: nominatief en accusatief
• Een naamval is herkenbaar aan de uitgang 

Hoe zien de vormen er dan uit?

zie pagina 58

->oefening 1, p.59

Stam en uitgang (nom)

• av-us/dux
• ros-a/mater
• don-um/corpus
• De nominatief is ALTIJD de vorm die in de linkerkolom in de woordenlijst staat ('woordenboekvorm')

Stam en uitgang (acc)

• av-um, av-os
• ros-am, ros-as
• don-um (nom en acc onzijdig zijn altijd gelijk aan elkaar!), don-a

Stam en uitgang (acc)

• duc-em, duc-es
• matr-em, matr-es
• corpus (nom en acc onzijdig zijn altijd gelijk aan elkaar!), corpor-a
• In de middenkolom kun je de stam vinden van woorden uit de tweede klasse. 

De vorm van het woord bepaalt de functie in de zin! 

Bekijk het verschil: 

a. Julia Marcum videt= Julia ziet Marcus

b. Marcus Juliam videt= Marcus ziet Julia 

(in het NE gebruiken we de woordvolgorde om het verschil te laten zien) 

4. Afsluiting 

Wat is een naamval nu precies? 

Dinsdag 

1. Herhaling nieuwe stof 

2. Oefenen 

3. Afsluiting 

Lesdoelen:

☐avus, rosa, dōnum, bonus, dux, māter en corpus verbuigen in nominatief en accusatief.

☐het onderwerp, het gezegde en het lijdend voorwerp in een Latijnse zin aanduiden.

1. Even herhalen 

-naamvallen

-nominatief

-accusatief 

Wat is een naamval dus?

Een vorm van het naamwoord waarmee de functie in de zin wordt uitgedrukt. 

Welke naamvallen leren we nu? 

• nominatief: onderwerp en naamwoordelijk deel van het gezegde 
• accusatief: lijdend voorwerp  

Hoe zien de vormen er dan uit?

zie pagina 58

->oefening 1, p.59

Stam en uitgang (nom)

• av-us/dux
• ros-a/mater
• don-um/corpus
• De nominatief is ALTIJD de vorm die in de linkerkolom in de woordenlijst staat ('woordenboekvorm')

Stam en uitgang (acc)

• av-um, av-os
• ros-am, ros-as
• don-um (nom en acc onzijdig zijn altijd gelijk aan elkaar!), don-a

Stam en uitgang (acc)

• duc-em, duc-es
• matr-em, matr-es
• corpus (nom en acc onzijdig zijn altijd gelijk aan elkaar!), corpor-a
• In de middenkolom kun je de stam vinden van woorden uit de tweede klasse. 

De vorm van het woord bepaalt de functie in de zin! 

Bekijk het verschil: 

a. Julia Marcum videt= Julia ziet Marcus

b. Marcus Juliam videt= Marcus ziet Julia 

(in het NE gebruiken we de woordvolgorde om het verschil te laten zien) 

Welke naamval gebruik je voor het onderwerp in de zin?

De accusatief gebruik je voor

1. onderwerp
2. nwdg
3. lijdend voorwerp
4. meewerkend voorwerp

Nominatief of accusatief?
avos

1. nom
2. acc

Nominatief of accusatief?
rosae

1. nom
2. acc

Nominatief of accusatief?
duces

1. nom
2. acc

DUS: 

Nominatief:

1. onderwerp

2. NWDG

Accusatief: 

1. Lijdend voorwerp 

Zoek op in de woordenlijst! 

1. Wat is de nominatief enkelvoud van flumina? 

2. Wat is de stam van het woord urbs? 

3. Wat is de accusatief meervoud van rex? 

4. Wat is de stam van het woord fons? 

5. Wat is de stam van het woord porta?

Hoe vertaal je: video patrem

1. de vader kijkt
2. ik hoor de vader
3. ik zie de vader
4. bekijk de vader

welke naamval heeft 'patrem' dus?

1. nom
2. acc

2. Oefenen

Oefeningen bij paragraaf 2.7 

Lesdoelen:

☐avus, rosa, dōnum, bonus, dux, māter en corpus verbuigen in nominatief en accusatief.

☐het onderwerp, het gezegde en het lijdend voorwerp in een Latijnse zin aanduiden.

3. Afsluiting 

Functie NOM?

Functie ACC?

Hoe herken je een NOM of een ACC? 

Woensdag 

1. Huiswerk La bespreken 

2. Grieks

-even ophalen: lidwoorden

-tekstje lezen en vertalen 

3. Afsluiten 

Lesdoelen

☐avus, rosa, dōnum, bonus, dux, māter en corpus verbuigen in nominatief en accusatief.

☐het onderwerp, het gezegde en het lijdend voorwerp in een Latijnse zin aanduiden.