1.3 wat wordt de prijs

Economie 
Wat levert het op?
1 / 20
suivant
Slide 1: Diapositive
EconomieMiddelbare schoolvmbo kLeerjaar 2

Cette leçon contient 20 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 2 vidéos.

time-iconLa durée de la leçon est: 30 min

Éléments de cette leçon

Economie 
Wat levert het op?

Slide 1 - Diapositive

Planning
Jeugdjournaal 
Bespreken huiswerk 
Uitleg 1.3
Maken opdracht
Uitleg 1.3
Maken huiswerk 

Slide 2 - Diapositive

1.3 Wat wordt de prijs?

Slide 3 - Diapositive

Slide 4 - Vidéo

§ 1.3 Wat wordt de prijs?

Bedrijven kopen producten in voordat ze goederen kunnen verkopen.
De prijs die een winkelier betaalt voor een product dat hij later wil verkopen noem je de inkoopprijs.


Slide 5 - Diapositive

 Wat wordt de prijs?

Omdat de winkelier geld wil verdienen aan zijn ingekochte producten, verkoopt hij zijn producten voor een hoger bedrag dan de inkoopprijs.


Het bedrag dat de winkelier bij de inkoopprijs optelt zodat hij de fiets voor meer geld verkoopt, is de Brutowinstopslag.
= brutowinstmarge of brutowinst

Slide 6 - Diapositive

 Wat wordt de prijs?
De verkoopprijs is het bedrag waarvoor een winkelier een product verkoopt.


inkoopprijs + brutowinstopslag = verkoopprijs

Slide 7 - Diapositive

 Wat wordt de prijs?
Hans besteld bij een groothandel een stoel die hij in zijn winkel wilt verkopen. De inkoopprijs van de stoel is €120. Hans berekend een brutowinstopslag van 40% van de inkoopprijs. Wat wordt de verkoopprijs?

  • Stap 1 Bereken de brutowinstopslag
  • Dat is 40% van € 120 = 0,40 x € 120 = € 48
  • Stap 2 Tel de brutowinst op bij de inkoopprijs
  • De verkoopprijs wordt € 120 + € 48 = € 168


Slide 8 - Diapositive

 Wat wordt de prijs?
Aan het einde van de dag bekijkt Hans hoeveel stoelen er zijn verkocht. Het aantal producten dat je verkoopt, noem je de afzet.





Door stoelen te verkopen, krijgt Hans geld binnen. Het totale bedrag dat Hans ontvangt door de verkoop van zijn producten, noem je de omzet of verkoopopbrengst



Slide 9 - Diapositive

Slide 10 - Vidéo

Hans verkoopt vandaag 20 stoelen voor € 168 per stoel.

De afzet is: 20 stuks

De verkoopprijs is: € 168

De omzet is: 20 x € 168 = € 3.360

Slide 11 - Diapositive

Wat is de inkoopprijs?
A
De prijs waarvoor een bedrijf goederen inkoopt
B
De prijs waarvoor een bedrijf goederen verkoopt
C
De prijs die we betalen om goederen te exporteren
D
De prijs die je betaalt in de winkel

Slide 12 - Quiz

Wat is omzet?
A
Afzet x inkoopprijs
B
Inkoopprijs x verkoopprijs
C
Afzet x verkoopprijs
D
Afzet : verkoopprijs

Slide 13 - Quiz

Ik heb 300 broodjes verkocht van 2,95. Wat is mijn omzet?

Slide 14 - Question ouverte

Jan koopt een gazelle fiets in voor €300. Zijn brutowinstopslag is €150. Wat wordt zijn verkoopprijs?

Slide 15 - Question ouverte

Hans besteld bij een groothandel een stoel die hij in zijn winkel wilt verkopen. De inkoopprijs van de stoel is €120. Hans berekend een brutowinstopslag van 40% van de inkoopprijs. Wat wordt de verkoopprijs?

Slide 16 - Question ouverte

Hans verkoopt vandaag 20 stoelen voor € 168 per stoel. Wat is zijn afzet?

Slide 17 - Question ouverte

Hans verkoopt vandaag 20 stoelen voor € 168 per stoel. Wat is zijn omzet?

Slide 18 - Question ouverte

De verkoopprijs bestaat uit:

A
Inkoopprijs + BTW
B
Brutowinst + BTW opslag
C
Brutowinst + BTW
D
Inkoopprijs + Brutowinst

Slide 19 - Quiz

 Wat wordt de prijs?
Aan de slag!
Maken van de opdrachten van § 1.3 tm verdieping
Klaar =nakijken






Slide 20 - Diapositive