Verwijzen 1.1

1 / 23
suivant
Slide 1: Diapositive
NederlandsMBOStudiejaar 1

Cette leçon contient 23 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 45 min

Éléments de cette leçon

Slide 1 - Diapositive

Slide 2 - Diapositive

Welke verwijswoorden gebruik je voor 'de couveuse'?
A
deze, die
B
deze, dat
C
dit, dat
D
die, dit

Slide 3 - Quiz

Welke verwijswoorden gebruik je voor 'het kind'?
A
dat, die
B
deze, dat
C
dit, dat
D
die, dit

Slide 4 - Quiz

Formuleren (verwijswoorden)

''Ik heb een oude fiets, maar … rijdt nog goed.''
A
dat
B
dit
C
deze
D
die

Slide 5 - Quiz

Slide 6 - Diapositive

Slide 7 - Diapositive

Slide 8 - Diapositive

Hen?
- wanneer er een voorzetsel voor staat 
(met hen, voor hen, achter hen). Let op: hen is dan een pers.vnw.
Bijv.: Ik heb het AAN HEN gegeven.

- als het een lijdend voorwerp is 
(daar gebeurt iets mee), wie/ wat + ow en gez. \
Bijv.: Ik heb HEN achtergelaten. (wie heb ik achtergelaten?)

Slide 9 - Diapositive

Hun?
- wanneer het een bezittelijk voornaamwoord is
 (je kunt ook "mijn" invullen op die plek)
Bijv. : De studenten pakken HUN boek.

- wanneer het een meewerkend voorwerp is 
(antwoord op de vraag: aan wie of voor wie?) Het meewerkend voorwerp krijgt iets, ontvangt iets
Bijv.: Ik heb het HUN gegeven. (aan wie heb ik het gegeven?)

Slide 10 - Diapositive

Hen of hun?
Ik stuur ... een kaart.
timer
0:20
A
hen
B
hun

Slide 11 - Quiz

Slide 12 - Diapositive

Slide 13 - Diapositive

Slide 14 - Diapositive

Heb je ......... gevraagd of je ....... mocht interviewen?
A
hun, hun
B
hen, hen
C
hun, hen
D
hen, hun

Slide 15 - Quiz

(Zij / Hun / Hen) zijn ook gastvrij
A
Zij
B
Hun
C
Hen

Slide 16 - Quiz

En wij met hun / hen natuurlijk!
A
hun
B
hen

Slide 17 - Quiz

Hij feliciteerde ... met ... nominatie
A
hen; hun
B
hun; hun
C
hen; hen
D
hun; hen

Slide 18 - Quiz

Slide 19 - Diapositive

Slide 20 - Diapositive

Alles......je hier ziet, is te koop
A
dat
B
wat

Slide 21 - Quiz

Slide 22 - Diapositive

Opdrachten
Maak de opdrachten 2 t/m 6 van Taalverzorging 4.3 - Verwijzen.




Slide 23 - Diapositive