Maandag 21 oktober

Maandag 21 oktober
We kijken huiswerk na en daarna gaan we aan de slag met de laatste paragraaf van Grammatica Zinsdelen, namelijk het lijdend voorwerp!

Je leert het lijdend voorwerk van een zin vinden!!!


1 / 18
suivant
Slide 1: Diapositive
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 1

Cette leçon contient 18 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 45 min

Éléments de cette leçon

Maandag 21 oktober
We kijken huiswerk na en daarna gaan we aan de slag met de laatste paragraaf van Grammatica Zinsdelen, namelijk het lijdend voorwerp!

Je leert het lijdend voorwerk van een zin vinden!!!


Slide 1 - Diapositive

Cursus 1; meer dan lezen

Slide 2 - Diapositive

Huiswerk voor 21 oktober
Cursus 5, par. 7 (pag. 212); opdracht 1, 2, 3, 4 en 5/1.

Slide 3 - Diapositive

Opdracht 1; markeer in de zinnen ALLE voorzetsels
1 Over drie dagen gaat Roman gedurende twee weken skiën in Noord-Frankrijk.
2 Rachel kocht bij de bakker een broodje met kaas en tomaat.
3 Met een lach op zijn gezicht stapte de bokser de ring uit.
4 Vanwege een knieblessure zat Jorn onder de gymles aan de kant.
5 Tussen de spullen op zolder lagen de fotoalbums van mijn oma.
6 Georgina stootte Lotte steeds aan tijdens de film over de balletdanser.

Slide 4 - Diapositive

Opdracht 2 / 1
a met = nee
zonder = nee
b tot -= ja.
c uit = nee
d uit = ja
door = nee
tegen = ja
e van = ja
f Volgens = nee
van = ja

Slide 5 - Diapositive

Opdracht 2 /2 
a Ben jij weleens gestrand met een lege telefoon zonder stopcontact of powerbank?
b Dit rampscenario kan binnenkort tot het verleden behoren.
c Onderzoekers uit China hebben namelijk een soort miniwindmolentje ontworpen.
d Dat bestaat uit strips die door de luchtstroming tegen elkaar aanklappen.
e Als de strips loskomen van elkaar, ontstaat elektriciteit.
f Volgens de onderzoekers kun je daarmee kleine apparaten opladen en dus weer snel genieten van je telefoon.

Slide 6 - Diapositive

Opdracht 3
1 Siemen bleef opzien tegen de wiskundetoets, ook al had hij goed geleerd.
2 Voor het speelschema verwijst de voetbaltrainer naar de website van de club.
3 Duitsland grenst aan maar liefst negen verschillende landen.
4 De Spaanse toeristen verbazen zich over de vele fietsen in Nederland.

Slide 7 - Diapositive

Opdracht 4
1
YouTube = zn
mag = ww
2
de = blw
uur = zn
3
het = blw
Mozart-effect = zn
4
ruimtelijke = bn
verbeteren = ww
5
recent = bn
voor = vz

Slide 8 - Diapositive

Opdracht 4
6
overtuigender = bn
met = vz
een = olw
7
bij = vz
klusjes = zn
prettig = bn
8
helpt = ww
via = vz
overstemt = ww

Slide 9 - Diapositive

Opdracht 5
In tekst 1 staan zes werkwoorden (met een vast voorzetsel). Noteer deze werkwoorden met het voorzetsel erachter.

Slide 10 - Diapositive

Opdracht 5
1 concentreren op
barst* van
denken aan
afleid* van
leid* tot
luisteren naar

Slide 11 - Diapositive

2 Eigen antwoorden, bijvoorbeeld:
Rachel concentreert zich op haar huiswerk.
Het barst in deze sloot van de vissen!
Elias denkt de hele dag aan zijn vriendin.
Wil je mij niet zo afleiden van mijn werk met je geklets?
De langdurige hitte leidt tot droogte.
De klas luistert naar de uitleg van de leraar.

Slide 12 - Diapositive

Ik kan voorzetsels herkennen en gebruiken
Ja ja ja
Ja
Nee

Slide 13 - Sondage

Wat weet je nog van
het lijdend voorwerp?

Slide 14 - Carte mentale

LV = Lijdend voorwerp
degene die iets ondergaat of die iets overkomt.

Zo vind je het lijdend voorwerp;
1. noteer eerst pv, ow en wg
2. stel dan de vraag wat (wie) _wg + ow?
Het antwoord op die vraag is het lijdend voorwerp.
TIP; LV BEGINT NOOIT MET EEN VOORZETSEL!

Slide 15 - Diapositive

Slide 16 - Lien

Ik kan aan de slag met de opdrachten over het lijdend voorwerp!
Ja, ik kan!
Nee, graag nog meer uitleg!

Slide 17 - Sondage

AAN DE SLAG
Cursus 5, paragraaf 8 (blz 214) opdracht 1/1, 2, en 3.

Huiswerk voor 4 november

Slide 18 - Diapositive