Les 3: werkwoordspelling tegenwoordige tijd

Les 3: werkwoordspelling tegenwoordige tijd
1 / 13
suivant
Slide 1: Diapositive

Cette leçon contient 13 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

Éléments de cette leçon

Les 3: werkwoordspelling tegenwoordige tijd

Slide 1 - Diapositive

Vandaag
  • Herhalen persoonsvorm, onderwerp & gezegde 
  • Uitleg werkwoordspelling tegenwoordige tijd 
  • Korte test
  • Oefeningen op papier op drie niveaus 

Slide 2 - Diapositive

Wat weet je nog van de persoonsvorm?

Slide 3 - Carte mentale

Wat is een onderwerp?

Slide 4 - Carte mentale

Waarom is het belangrijk om te weten wat een persoonsvorm, onderwerp en een gezegde is? Waar heb je het voor nodig?

Slide 5 - Question ouverte

Slide 6 - Diapositive

Aantekening: 
Tegenwoordige tijd 
Ik ik-vorm 
jij ik-vorm + T
Hij/zij/het/u ik-vorm + T
Zij hele werkwoord

Ik-vorm jij/je 

Slide 7 - Diapositive

Lopen
Ik loop 
jij loopt
hij loop
wij lopen 
loop jij 
Worden 
Ik word 
jij word
zij wordt 
wij worden 
word jij 

Slide 8 - Diapositive

Wat kun je doen als je het niet weet? 
Vervang het woord, voor een woord, waarbij je het kunt horen.

Hij word? dit jaar zestien. 
Je hoort het niet DUS 
Hij loopt dit jaar zestien. 
DUS
Hij wordt dit jaar zestien. 

Slide 9 - Diapositive

Vul de juiste vorm in:
Hij (verbreden) de weg.

Slide 10 - Question ouverte

Vul de juiste vorm in:
(Worden) jij altijd zo blij als het weer weekend is?

Slide 11 - Question ouverte

Aan de slag 
Drie keuzes: 
Extra uitdaging > 4, 5 en 6  
Extra oefenen > 3, 4 en 5 
Extra uitleg > 1 (samen), 2 (met hulp) en 3 (zelf) 

Slide 12 - Diapositive

Volgende les 
Uitleg persoonsvorm verleden tijd 

Slide 13 - Diapositive