H1 par. 1.3 Egypte en de Nijl

De tijd van jagers en boeren
H1. De tijd van jagers en boeren
par. 1.3 Egypte en de Nijl



1 / 36
suivant
Slide 1: Diapositive
GeschiedenisMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 1

Cette leçon contient 36 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 45 min

Éléments de cette leçon

De tijd van jagers en boeren
H1. De tijd van jagers en boeren
par. 1.3 Egypte en de Nijl



Slide 1 - Diapositive

Invalshoeken
  • Economisch: 
  • wat zijn de middelen van bestaan? 
  • Denk hierbij bijvoorbeeld jagen en verzamelen, landbouw, industrie. 
  • Hoe komen mensen aan hun inkomsten?
 

Slide 2 - Diapositive

Invalshoeken
  • Politiek-bestuurlijk: 
  • hoe wordt de samenleving bestuurd? 
  • Wie is de baas? 
  • Welke regels en wetten zijn er?
 

Slide 3 - Diapositive

Invalshoeken
  • sociaal: 
  • dit gaat bijvoorbeeld over de leefomstandigheden van mensen en de verschillende sociale lagen. 
  • Zijn er grote verschillen tussen mannen/vrouwen en arm/rijk? 
  • Leven de mensen in de stad of op het platteland?

Slide 4 - Diapositive

Invalshoeken
  • cultureel: wat denken en voelen de mensen en hoe uitten ze dit?
  • bijvoorbeeld in hun gewoontes en regels, 
  • geloof, 
  • kunst en 
  • wetenschap. 

Slide 5 - Diapositive

Betrouwbaarheid van bronnen
Hoe weet je of een bron betrouwbaar is?
• Bevat de bron vooral feiten (hoe meer feiten, hoe betrouwbaarder) of ook meningen?

• Wat weet je over de maker van de bron: afkomst, beroep, godsdienst, politieke ideeën, sociale laag?



Slide 6 - Diapositive

Betrouwbaarheid van bronnen
Hoe weet je of een bron betrouwbaar is?
• Leefde de maker in de tijd waar de bron over gaat (ooggetuige verslag = betrouwbaarst)? Of leefde de maker veel later (=minder betrouwbaar: maker kan dingen vergeten zijn)?

• Is de maker misschien partijdig?


Slide 7 - Diapositive

Bruikbaarheid van bronnen
Wanneer is een bron bruikbaar?
  • Bronnen zijn bruikbaar als ze antwoord geven op de vraag die je stelt. Het antwoord op jouw vraag moet dus terug te vinden zijn in de bron. 

Slide 8 - Diapositive

Bruikbaarheid van bronnen
Wanneer is een bron bruikbaar?
  • Bronnen zijn bruikbaar als ze antwoord geven op de vraag die je stelt. Het antwoord op jouw vraag moet dus terug te vinden zijn in de bron. 

Slide 9 - Diapositive

Kenmerkende aspecten H1
1. De levenswijze van jagers-verzamelaars
2. Het ontstaan van landbouw en landbouwsamenlevingen
3. Het ontstaan van de eerste steden

Slide 10 - Diapositive

Prehistorie
  • alles tot 3000 v.C.
  • tijd van jagers en verzamelaars

Slide 11 - Diapositive

Leerdoelen
  • Je kunt uitleggen hoe irrigatielandbouw langs de Nijl werkte.
  • Je kunt uitleggen tot welke economische veranderingen het ontstaan van de landbouw in Egypte leidde.
  • Je kunt uitleggen tot welke sociale veranderingen het ontstaan van de landbouw in Egypte leidde.
  • Je kent de begrippen en jaartallen uit deze paragraaf.

Slide 12 - Diapositive

Wat weet je al over
Egypte?
Schrijf 1 ding op

Slide 13 - Carte mentale

Slide 14 - Diapositive

Nijl
Jagers-verzamelaars leefden langs de Nijl.
Daar was veel voedsel te vinden.
Geen reden dus om aan landbouw te doen.




Slide 15 - Diapositive

Nijl
Voor de herders verder van de Nijl werd het door de klimaatverandering steeds lastiger om voedsel te vinden. 
Zij trokken weg uit deze woestijngebieden en kwamen langs de Nijl wonen.

Slide 16 - Diapositive

Waarom trokken herders uit de woestijn weg om bij de Nijl te gaan wonen?

Slide 17 - Question ouverte

Landbouw
Na 4000 v.C. landbouw.
De Nijl overstroomde jaarlijks.
Gunstig voor boeren.
Er bleef na de overstroming  een laagje vruchtbaar slib achter op de oevers: vruchtbare grond.

Slide 18 - Diapositive

Slide 19 - Diapositive

Slide 20 - Diapositive

Waarom was de jaarlijkse overstroming van de Nijl gunstig voor de boeren?

Slide 21 - Question ouverte

Irrigatielandbouw
Het regende bijna nooit in Egypte.
De Egyptenaren legden dijkjes, waterbekkens en kanaaltjes aan.
Via kanalen kon je akkers bevloeien die verder van de Nijl lagen.
Dijken hielpen om het water zo lang mogelijk vast te houden.
Zo hadden ze het hele jaar voldoende water.
Landbouw op deze manier noemen we irrigatielandbouw.


Slide 22 - Diapositive

Slide 23 - Diapositive

Leg in je eigen woorden uit wat irrigatielandbouw is

Slide 24 - Question ouverte

Gevolgen irrigatielandbouw
  1. Voedseloverschotten -> niet iedereen hoefde meer boer te zijn om aan eten te komen -> ontstaan beroepen.  Nijverheid: met de hand maken van voorwerpen -> specialisatie: verandering waarbij mensen niet alles zelf maken, maar 1 beroep uitoefenen.
  2. Ontstaan van handel: producten werden geruild tegen voedsel of andere spullen. Ook buiten Egypte.
  3. Dorpen groeiden uit tot steden -> stedelijke gemeenschap. Boeren woonden ook in steden en bewerkten de akkers rondom de stad.

Slide 25 - Diapositive

Gevolgen irrigatielandbouw
4. Uitvindingen, zoals de pottenbakkersschijf, het wiel, de ploeg, brons (vanaf 3000 v.C. werden stenen werktuigen vervangen door brons).





Slide 26 - Diapositive

Verschillen in rijkdom en macht
Groter dan bij de jagers en verzamelaars.
Komt door bezit, nieuwe beroepen, ontstaan bestuur.
Er ontstaan sociale lagen: groepen mensen die van elkaar verschillen in rijkdom, macht en aanzien.

Slide 27 - Diapositive

sociale lagen
1. farao en daaronder belangrijke bestuurders
2. goed opgeleide mensen zoals schrijvers
3. ambachtslieden
4. boeren
5. slaven

Slide 28 - Diapositive

Vrouwen
De rol van vrouwen is niet helemaal duidelijk.
Alles wat we weten is opgeschreven door mannen.
Vrouwen konden geen hoge bestuurder worden.
Hadden wel meer rechten dan in andere samenlevingen in dezelfde tijd: mochten eigendom hebben, in de rechtbank dezelfde rechten als mannen.
In het dagelijks leven: huishouding en kinderen.

Slide 29 - Diapositive

Wat is géén gevolg van de irrigatielandbouw? Kies de juiste letter
A
ontstaan van steden
B
ontstaan van handel
C
er komen nieuwe beroepen
D
er is te weinig voedsel

Slide 30 - Quiz

Welk beroep valt onder nijverheid?
Kies de juiste letter
A
leraar
B
dokter
C
bakker
D
kapper

Slide 31 - Quiz

Slide 32 - Lien

Schrijf 2 dingen op die je vandaag geleerd hebt.

Slide 33 - Question ouverte

Wat vind je nog lastig?

Slide 34 - Question ouverte

Aan de slag
Wat? Eerst ga je de tekst lezen en daarna maak je opdracht 4 t/m 13. 
Hoe? Alleen
Hulp? Bij je buurman/buurvrouw. Daarna bij je docent.
Tijd? Tot het einde van de les.
Klaar? Je maakt de TestJezelf in SOM. Daarna ga je beginnen aan de verdieping (par. 1.4).

Slide 35 - Diapositive

Plusopdracht
Wil je meer weten over Egypte? 
Dan mag je zelfstandig de extra paragrafen bestuderen en maken.
Het gaat om de  volgende paragrafen: 1.5 en 1.6.

Slide 36 - Diapositive