3.5 Het immuunsysteem

Welkom!
1. Ga zitten volgens de plattegrond
2. Leg je lesboek open op blz 211
3. Je laptop heb je niet nodig deze les, dus deze blijft in je tas

1 / 28
suivant
Slide 1: Diapositive
BiologieMiddelbare schoolvwoLeerjaar 2

Cette leçon contient 28 diapositives, avec diapositives de texte et 1 vidéo.

time-iconLa durée de la leçon est: 60 min

Éléments de cette leçon

Welkom!
1. Ga zitten volgens de plattegrond
2. Leg je lesboek open op blz 211
3. Je laptop heb je niet nodig deze les, dus deze blijft in je tas

Slide 1 - Diapositive

Vandaag
- Uitleg basisstof 5: Het immuunsysteem deel 1
- Oefenen met opdrachten en deze bespreken
- Bloedsomloop spel

Slide 2 - Diapositive

3.5 Het immuunsysteem

Slide 3 - Diapositive

Wat weet je over het immuunsysteem?

Slide 4 - Diapositive

Leerdoelen
- Aan het einde van de les kan je de werking van het immuunsysteem toepassen 

- Aan het einde van de les kan je de onderdelen en functies van het bloedvatenstelsel benoemen



Slide 5 - Diapositive

Slide 6 - Vidéo

Bacteriën en virussen

Slide 7 - Diapositive

Bacteriën
Bacteriën zijn eencellige organismen die zich vermenigvuldigen dmv deling.

Slide 8 - Diapositive

Virussen

Een virus is geen organisme, omdat ze andere organismen gebruiken om zich te verspreiden.
Een virus bestaat uit DNA verpakt in een laagje eiwit.

Slide 9 - Diapositive

Verschil bacterie virus
  • Bacterie is een cel en een virus niet (leeft niet).
  • Bacterie kan zichzelf delen en een virus niet.
  • Bacterie is veel groter dan een virus. 

Slide 10 - Diapositive

Verdediging van het lichaam
1e bescherming van het lichaam

Slide 11 - Diapositive

Verdediging van het lichaam
Openingen van onze mond en neus

Slide 12 - Diapositive

verdediging van het lichaam heeft niet gewerkt

  • Een ziekteverwekker zit in je lichaam
Wat nu??

Slide 13 - Diapositive

De witte bloedcel

Slide 14 - Diapositive

Afweer
= de verdediging van je lichaam tegen ziekteverwekkers

Niet-specifieke afweer:
  • Huid
  • Slijmvliezen in luchtwegen en darmkanaal
  • Maagsap
  • Witte bloedcellen sluiten bacteriën in (fagocytose)
 

Slide 15 - Diapositive

Een antigeen is een (lichaamsvreemd) eiwit op de buitenkant van een cel of van een virus

Slide 16 - Diapositive

Specifieke afweer
  1. Ziekteverwekker bevat antigeen op oppervlakte
  2. Witte bloedcel reageert door antistoffen te maken
  3. Antistoffen hechten op ziekte verwekker aan antigeen
  4. Ziekte verwekker is onschadelijk

Is specifiek!

Slide 17 - Diapositive

Je immuunsysteem heeft een geheugen

Hierdoor wordt je de tweede keer niet zo ziek

Dit noem je natuurlijke immuniteit

Slide 18 - Diapositive

Immuun
  • Bij eerste infectie met ziekte leren witte bloedcellen de antistoffen te maken.
  • Eerste infectie: ziek
  • Tweede infectie: witte bloedcellen maken snel veel antistoffen --> je wordt niet meer ziek = immuun

Slide 19 - Diapositive

Maar waarom heb je toch steeds een verkoudheid of een griepje?

Slide 20 - Diapositive

Niet-specifieke afweer --> huid, slijmvliezen, maagsap, fagocytose door witte bloedcellen

Specifieke afweer --> Witte bloedcellen maken antistoffen aan als er een ziekteverwekker wordt gesignaleerd. De antistoffen binden aan de antigenen op de ziekteverwekkers 
Ziekteverwekker wordt onschadelijk

Slide 21 - Diapositive

Opdrachten oefenen
Wat? Opdracht 2 en opdracht 11 b (blz 215 en 218)
Hoe? De opdrachten maak je alleen en in stilte.
Tijd: 5 minuten
Waarom? Kijken of je de stof begrepen hebt. 
Uitkomst: Formuleer je antwoorden in je schrift en schrijf nette hele zinnen. 
Klaar? Lees basisstof 5 door en maak opdracht 1, 3,4,6,7,8,9,10






timer
5:00

Slide 22 - Diapositive

Opdracht 2

Slide 23 - Diapositive

Opdracht 2

Slide 24 - Diapositive

Opdracht 2

Slide 25 - Diapositive

Slide 26 - Diapositive

Opdracht 11b

Slide 27 - Diapositive

Het bloedsomloopspel
Speel het spel in je groepje
Gebruik een gum of ander klein voorwerp als pion
Gebruik een online dobbelsteen op je laptop.
Bij elk hartje krijg je een vraag van de medespeler. Deze staan op de kaartjes. 
4 stappen terug bij een fout antwoord
goed antwoord? nog een keer gooien
Voor de laatste stap moet je twee vragen goed hebben. 

Slide 28 - Diapositive