lesson 6

Unit 5 - lesson 8
1 / 15
suivant
Slide 1: Diapositive
EngelsVoortgezet speciaal onderwijs

Cette leçon contient 15 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 45 min

Éléments de cette leçon

Unit 5 - lesson 8

Slide 1 - Diapositive

Upcoming tests
6 maart grote toets unit 5

Slide 2 - Diapositive

Plan of today
  • What did we learn last time?
  • Learning goal of today 
  • Instruction 
  • Get to work  
  • Evaluation

Slide 3 - Diapositive

Use the present simple:
(taste) That cookie __________ great.

Slide 4 - Question ouverte

Use the present simple:

(take ages) _________ it __________ to study?
A
Do _____ take ages
B
Does ___ take ages

Slide 5 - Quiz

Add the right tag:
She's a nice person, ___________ ?

Slide 6 - Question ouverte

Translate to English:
kantinedame

Slide 7 - Question ouverte

Translate to Dutch:
competition

Slide 8 - Question ouverte

Finish the short answer:
Is the Head ordering coke?
Yes, ________________

Slide 9 - Question ouverte

Learning Goal
What is the learning goal of today?
  • I can ask a polite question using 'could'.
  • Ik kan een beleefde vraag stellen met gebruik van 'could'.

What do you know about the learning goal? 
Zou je me de ketchup kunnen geven?        = 

How are we going to reach the learning goal?
You will follow an instruction (5 minutes)
You will work on the workbook exercises (20 min.)

Slide 10 - Diapositive

Could
Could gebruik je om een beleefde vraag te stellen.

Zou je mij met mijn huiswerk willen helpen?
Could you help me with my homework?

Could + persoon/personen + hele werkwoord (zonder -s)

I have some chips.
Could I have some chips?

Slide 11 - Diapositive

Make a question using could:

Jimmy gives us free lunches.
A
Could Jimmy give us free lunches?
B
Could Jimmy gives us free lunches?

Slide 12 - Quiz

Make a question using could:

I have some chips.

Slide 13 - Question ouverte

Get to work!
  • Lees bladzijde 56 en 57 uit je hoofdboek ZELFSTANDIG.
  • Kies 3 zinnen in de tekst die geen beleefde vragen met 'could' zijn.
  • Verander deze drie zinnen naar beleefde vragen met 'could'. 
  • Neem de stappen door die in de uitleg zijn benoemd.
  • Schrijf je antwoorden op het lijntjespapier achterin je werkboek
  • Klaar? Vergelijk je antwoord met je teamgenoot.
  • Schrijf de verschillen op.
  • Laat de docent het controleren.
  • Maak dan zelfstandig opdracht 18 t/m 20.

  • Kijk je werk na als je klaar bent!

Slide 14 - Diapositive

EVALUATION
Maak een beleefde vraagzin met 'could'.

Slide 15 - Diapositive