Cette leçon contient 40 diapositives, avec quiz interactifs et diapositive de texte.
La durée de la leçon est: 60 min
Éléments de cette leçon
Oefenvragen
Herhaling zenuwstelsel en hormoonstelsel
Slide 1 - Diapositive
In welke 2 onderdelen kun je het zenuwstelsel verdelen
Slide 2 - Question ouverte
vanaf wanneer begint de achteruit gang van de hersenen?
A
50
B
35
C
30
D
25
Slide 3 - Quiz
hoe wordt het autonome zenuwstelsel onderverdeeld?
Slide 4 - Question ouverte
Welk deel van het autonome zenuwstelsel kan je vergelijken met de rem van de auto?
Slide 5 - Question ouverte
welk zenuwstelsel is actief bij een vlucht en vecht reactie?
Slide 6 - Question ouverte
Door welk gedeelte van het zenuwstelsel wordt de pupil groter
A
Sympathisch
B
Parasympatisch
Slide 7 - Quiz
Verwijding van de bronchiën
A
Sympathisch
B
Parasympatisch
Slide 8 - Quiz
welke functies zitten in je hersenstam?
Slide 9 - Question ouverte
Hoe heet het orgaan waarmee je hersenen je hormoonhuishouding regelt
A
thalamus
B
hypofyse
C
neurotransmitters
Slide 10 - Quiz
welke functies hebben je kleine hersenen
A
regelen je bloeddruk en ademhaling
B
verwerken info en sturen spieren aan
C
coördineren houding en beweging
Slide 11 - Quiz
Hoe wordt het deel in de hersenen genoemd die je zintuigelijke prikkels verwerkt?
A
sensibele schors
B
motorische schors
C
hypofyse
Slide 12 - Quiz
hoeveel paar ruggemergzenuwen heb je ?
A
14
B
62
C
31
D
28
Slide 13 - Quiz
wat is een neuron?
A
zenuwcel
B
dendriet
C
synaps
Slide 14 - Quiz
Wat wordt aangegeven bij b?
A
Grote hersenen
B
hersenstam
C
kleine hersenen
D
Grijze stof
Slide 15 - Quiz
Wat wordt aangegeven bij c?
A
Grote hersenen
B
Hersenstam
C
Kleine hersenen
D
Grijze stof
Slide 16 - Quiz
Als je parasympathische zenuwstelsel meer doet dan je sympatische zenuwstelsel, dan ben je...
A
in rust
B
in actie
Slide 17 - Quiz
Deze cellen hebben alleen contact met andere zenuwcellen.
A
Schakelcel
B
Motorische zenuwcel
C
Sensorische zenuwcel
D
Zintuigcel
Slide 18 - Quiz
Ook heb je , als je dronken bent, een verminderd reactievermogen. Je reageert trager op prikkels. Op welk deel van de hersenen heeft alcohol blijkbaar invloed?
A
de grote hersenen
B
de kleine hersenen
C
de thalamus
D
de hersenstam
Slide 19 - Quiz
Als je dronken bent, sta je wat wankel op je benen. Je motoriek is niet zo goed meer. Op welk deel van de hersenen heeft alcohol blijkbaar invloed?
A
de grote hersenen
B
de kleine hersenen
C
de thalamus
D
de hersenstam
Slide 20 - Quiz
Centraal zenuwstelsel
Perifeer Zenuwstelsel
Buiten de schedel en wervelkolom
Hersenen
Ruggenmerg
Zenuwcellen met zenuwvezels
Slide 21 - Question de remorquage
timer
1:00
Grote hersenen
Hersenstam
Kleine hersenen
Ruggenmerg
Slide 22 - Question de remorquage
Hoe ontstaat de witte kleur van de witte stof in het ruggenmerg
A
Door een groep cellen bij elkaar
B
Door myeline
C
Door de hersenschors
Slide 23 - Quiz
Is het effect van adrenaline gelijk aan die van het (ortho)sympatisch of parasympatisch zenuwstelsel?
A
(Ortho)sympatisch
B
Parasympatisch
Slide 24 - Quiz
Op welk zenuwstelsel heb je zelf GEEN invloed?
A
Autonome zenuwstelsel
B
Animale zenuwstelsel
C
Willekeurige zenuwstelsel
D
Vegetatieve zenuwstelsel
Slide 25 - Quiz
indeling zenuwstelsel
perifeer zenuwstels
centraal zenuwstelsel
autonoom zenuwstelsel
somatisch zenuwstelsel
sympatisch zenuwstelsel (actie)
parasympatisch zenuwselsel (rust)
Slide 26 - Question de remorquage
Combineer de juiste onderdelen met elkaar
Sensorische neuronen
Motorneuronen
celuitloper
Zenuwuitloper
Neuron
zintuigelijke zenuwcellen
motorische zenuwcellen
Dendriet
Axon
Slide 27 - Question de remorquage
Wat hoort bij het animale zenuwstelsel?
A
Het innerveren van de darmen
B
het innerveren van de skelet en mimische spieren
C
het regelen van de hormoonhuishouding
D
het regelen van de hartslag en ademhaling
Slide 28 - Quiz
Endocriene klieren:
A
Hebben een afvoerbuis
B
Produceren alleen hormonen, afgifte aan het bloed
C
Produceren andere stoffen dan hormonen
D
Worden NIET afgegeven aan het bloed
Slide 29 - Quiz
Endo-exocriene klieren:
A
Produceren alleen hormonen
B
Hebben een afvoerbuis
C
Hebben geen afvoerbuis
D
Hebben alleen andere stoffen dan hormonen
Slide 30 - Quiz
Wat is de functie van de hypofyse
A
Hier wordt testosteron geproduceerd
B
Dit is de regelkamer van het hormoonstelsel
C
Dit is de verbinding tussen hormoon - en zenuwstelsel
D
Hier wordt glucagon geproduceerd
Slide 31 - Quiz
De hypofyse bevindt zich in:
A
In de hersenen
B
Het Turkse zadel
C
In de voorkwab
D
In de achterkwab
Slide 32 - Quiz
Waar bevindt de schildklier zich in het lichaam?
A
in de alvleesklier
B
in de hersenen
C
in de hals
D
in de nieren
Slide 33 - Quiz
Stelling 1: bij hypothyreoidie werkt de schildklier te snel Stelling 2: bij hyperthyreoidie produceert de schildklier te weinig schildklierhormoon
timer
1:00
A
stelling 1 is juist en stelling 2 is juist
B
stelling 1 is onjuist en stelling 2 is juist
C
stelling 1 is juist en stelling 2 is onjuist
D
stelling 1 is onjuist en stelling 2 is onjuist
Slide 34 - Quiz
Wat is de functie van de hypofyse
A
Hier wordt testosteron geproduceerd
B
Dit is de regelkamer van het hormoonstelsel
C
Dit is de verbinding tussen hormoon - en zenuwstelsel
D
Hier wordt glucagon geproduceerd
Slide 35 - Quiz
Welke hormonen worden geproduceerd door het bijniermerg?
A
Adrenaline
B
Glucocorticoïden
C
Glandotrope hormoon
D
Adrenaline en noradrenaline
Slide 36 - Quiz
Als het glucosegehalte te laag wordt, gebruikt ons lichaam een reserve stof. hoe heet deze stof?
A
Glucose
B
Glucagon
C
Glycogeen
D
Adrenaline
Slide 37 - Quiz
Wat regelen de hormonen uit de alvleesklier?
A
adrenaline in je bloed
B
hoeveelheid suiker in je bloed
C
geven hormonen af
D
zorgen voor verbranding
Slide 38 - Quiz
Welke hormoonklier is dit?
A
kleine hersenen
B
eilandjes van langerhands
C
hypofyse
D
schildklier
Slide 39 - Quiz
In welk van de aangegeven organen wordt adrenaline geproduceerd?