Wat moeten jullie straks kennen en kunnen?
Oftewel, wat is het doel van deze les?
Na deze les weet je hoe je het meervoud van een woord op moet schrijven als het op -en eindigt
(blz. 115)en kun je de pv in de tegenwoordige tijd opschrijven. ( deel 2 blz. 117)
Cette leçon contient 39 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 1 vidéo.
Als een woord géén persoonsvorm is, gebruik je de verlengproef:
Veel zelfstandige naamwoorden hebben een meervoud op -en: lamp → lampen; weg → wegen; mes → messen; kloof → kloven.
Zo maak je een meervoud op -en • In alle gevallen moet je -en achter het woord zetten: boer → boeren; prooi → prooien; kast → kasten
Soms moet je ook: – de laatste letter verdubbelen:
_klas → klassen; bed → bedden; slof → sloffen
Gebruik bij twijfel een woordenboek of de Woordenlijst Nederlandse Taal (http://woordenlijst.org).
In meervoudsvormen
In langere woorden zoals bacterie en fantasie moet je eerst bepalen waar de klemtoon ligt.
Als de klemtoon op de -ie valt, komt er -ën bij: knie → knieën.
Als het enkelvoud eindigt op -ie, maak je het meervoud met
-ën – knie → knieën;
of met -n bacterie → bacteriën
Je zegt niet fantasie of fantasie, maar fantasie
Ligt de klemtoon op de laatste lettergreep?
Dan schrijf je + en: fantasie+ en= fantasieën
drie - drieën
categorie - categorieën
epidemie - epidemieën
Ligt de klemtoon niet op de laatste lettergreep?
Als de klemtoon niet op de -ie valt, komt er -n bij.
Je zegt niet bacterie of bacterie, maar bacterie
Dan schrijf je +n: bacterie +n= bacteriën
tralie-traliën(tralies mag ook)
kolonie-koloniën
assurantie-assurantiën
In beide gevallen krijgt de laatste e in het woord een trema: ë
Het meervoud van woorden op -ee en -ie.
Als het enkelvoud eindigt op -ee, maak je het meervoud met -ën: – zee → zeeën; slee → sleeën; orchidee → orchideeën
Als een zelfstandig naamwoord in het enkelvoud eindigt op -ee, maak je het meervoud met -ën: fee → feeën.
idee - ideeën
Even checken. Wie vertelt mij nog even wat we zojuist hebben gehoord?
Geen vingers, ik geef de beurt aan ..............................................
Wat nu?
Voordat je aan de opdrachten begint, lees je eerst zelfstandig de theorie op blz. 115+117
Maken opdr. 1 t/m 6
blz. 115 t/m 117
Dit zijn de spellingsregels voor de persoonsvorm tegenwoordige tijd (pvtt):
Zo beslis je of het stam is of stam + t •
Bij de meeste werkwoorden kun je horen of er een t achter de stam moet:
– ik loop, jij loopt;
ik wandel, hij wandelt;
ik repeteer, zij repeteert.
Zie ook het schema werkwoordspelling op blz. 260.
Voordat je aan de opdrachten begint, lees je eerst zelfstandig de theorie op blz. 117
Maken opdr. 7-8
blz. 117- 118
kies je boek > H.3
https://www.snapput.nl/video/meervoud-zelfstandig-naamwoord-1/
Bekijken filmpje en/of maken de oefeningen