Week 10 Fictie Op Niveau blok 1 t/m 5 (lezen) toegepast op gezamenlijk boek: Geest (weging 2)
Slide 2 - Diapositive
Wat weet je nog van begrijpend lezen uit leerjaar 1?
Slide 3 - Carte mentale
Aan de slag!
Ga naar LessonUp en kies voor Begrijpend lezen wk 48
Maak slides 5 t/m 12
Klaar? Maak opdr. 1, 2, 4 (blz. 37-43) van Op Niveau
Slide 4 - Diapositive
Welke tekstdoelen en tekstsoorten ken je?
Slide 5 - Question ouverte
Welke manieren ken je om een tekst in te leiden en welke manieren ken je om een tekst af te sluiten?
Slide 6 - Question ouverte
Hoe formuleer je het onderwerp en de deelonderwerpen van een tekst?
Slide 7 - Question ouverte
Hoe omschrijf je het begrip hoofdgedachte en hoe formuleer je de hoofdgedachte van een tekst?
Slide 8 - Question ouverte
Welke functies heeft de titel van een tekst?
Slide 9 - Question ouverte
Wat is een kernzin en waar vind je de kernzin van een tekst?
Slide 10 - Question ouverte
Wat zijn hoofdzaken en wat zijn bijzaken?
Slide 11 - Question ouverte
Wat betekent subjectief en wat betekent objectief?
Slide 12 - Question ouverte
Einde van deze les
Maak opdr. 1 + 2 (blz. 37-43) van Op Niveau
Slide 13 - Diapositive
Dinsdag 25 november - V2b
Herhalen begrippen jaar 1
Aan de slag!
Zelf nakijken opdr. 1
Maak opdr. 4, 6 (blz. 42)
Slide 14 - Diapositive
Herhaling belangrijke begrippen jaar 1
Onderwerp
Deelonderwerp
Hoofdgedachte
Kernzin
Opbouw tekst: inleiding, middenstuk, slot
Opbouw alinea: kernzin + voorbeeld/toelichting
Tekstdoel, tekstsoort, tekstvorm
Inleiding: vraag stellen, onderwerp aankondigen, aanleiding voor het schrijven noemen, een anekdote vertellen
Slot: conclusie, advies, samenvatting
Slide 15 - Diapositive
Slide 16 - Diapositive
3 soorten publiek
Breed publiek - alle leerlingen van het ATC
Het publiek weet nog niets/bijna niets over het onderwerp.
Kleiner, gespecialiseerd publiek - brugklasleerlingen van het ATC
Het publiek weet al iets over het onderwerp.
Een persoon, een kleine groep personen - mentoren van V2b
Het publiek weet al wat meer/veel over het onderwerp.
Slide 17 - Diapositive
Voorbeeld of toelichting
Kernzin = Belangrijkste zin van de alinea
Rest van de alinea = voorbeeld of toelichting
Slide 18 - Diapositive
Kernzin + Voorbeeld
Coffeeshops moeten niet in de buurt van scholen staan. Op het mbo in Rotterdam waar ik eerst werkte, zag ik regelmatig in de pauze leerlingen een jointje halen. Dat is niet goed voor hun gezondheid, niet goed voor hun schoolprestaties en niet goed voor hun motivatie. Op de mbo in Rotterdam waar ik nu werk is geen coffeeshop in de buurt en gebeurt dat niet. Coffeeshops horen dus niet thuis in een schoolomgeving.
Slide 19 - Diapositive
Kernzin + toelichting
Coffeeshops moeten niet in de buurt van scholen staan. Jongeren experimenteren graag, choqueren graag en zoeken grenzen op. In coffeeshops waar drugs verkocht worden, worden jongeren op hun wenken bediend: met drugs wordt door sommige jongeren volop geëxperimenteerd en ouders zijn vaak gechoqueerd als hun kind blijkt te blowen. Dingen doen die niet mogen, is van alle tijden. Socrates in de 5e eeuw voor Christus klaagde al over de jongeren van zijn tijd. Dat betekent echter niet dat we het jongeren zo gemakkelijk moeten maken. Het blowen in tussenuren of pauzes is gemakkelijk te vermijden door coffeeshops in de buurt van scholen niet toe te staan.
1 Eigen werk. 2 a Het tekstdoel is de lezer uitleg geven. b De tekst is een uiteenzettende tekst. Je krijgt uitleg waarom sommige diersoorten mooie, schattige baby’s voortbrengen. 3 De schrijver stelt een vraag. 4 De schrijver bedoelt dat de ouders niet meer voor dezorgen / niet meer naar ze omkijken. 5 a geleidelijk betekent stapje voor stapje.
b altijd/onder alle omstandigheden ook al zijn die slecht / het mag alles kosten.
6 a Dit (r. 5) verwijst naar dieren die meteen na hun geboorte de grote boze wereld in duiken, zonder dat hun ouders zich daarna nog om hen bekommeren (r. 4-5). b Ze (r. 7) verwijst naar deze dieren (r. 7). Ook mogelijk is: Ze (r. 7) verwijst naar de meeste insecten, reptielen en vissen (r. 6). c het (r. 20) verwijst naar een kind (r. 19)
Opdracht 2 (vraag 7 - 9)
7 a Bijvoorbeeld: Verschillende jeugd. b Bijvoorbeeld: Geleidelijke groei en ontwikkeling. 8 Nee, want er staat nieuwe informatie in de alinea. De informatie betreft de reden voor de schattig-respons. 9 a het onderwerp van de tekst noemen b Het evolutionaire voordeel is dat mooie baby’s met een schattig uiterlijk vertedering en verantwoordelijkheidsgevoel oproepen, waardoor de ouders ze verzorgen, beschermen en helpen bij het opgroeien. Het kijken naar een mooie baby zorgt ervoor dat er stoffen vrijkomen die ook belangrijk zijn bij sociale interactie en die ervoor zorgen dat er een band met elkaar kan worden aangegaan.
Slide 21 - Diapositive
Einde van deze les
Slide 22 - Diapositive
Donderdag 28 november - V2b
Herhaling alineaopbouw, hoofd- en bijzaak (blz. 93)
Aan de slag!
Lesdoel: Je kunt hoofd- en bijzaken onderscheiden.
Slide 23 - Diapositive
Alineaopbouw
Slide 24 - Diapositive
Wat is een voorbeeld in een tekst?
A
Hoofdzaak
B
Bijzaak
Slide 25 - Quiz
Wat is een uitleg in een tekst?
A
Hoofdzaak
B
Bijzaak
Slide 26 - Quiz
Wat staat er vaak in een kernzin?
A
Een bijzaak
B
Een samenvatting
C
Een hoofdzaak
D
Een tussenkopje
Slide 27 - Quiz
Wat is het verschil tussen een hoofdzaak en een bijzaak?
Slide 28 - Question ouverte
Hoofd- en bijzaken
✔️Hoofdzaak: Het belangrijkste van de tekst.
Vind je vooral in de kernzinnen.
✔️Bijzaak: Minder belangrijke dingen van de tekst.
Zoals; uitleg, voorbeelden of toelichting.
Slide 29 - Diapositive
Aan de slag!
Zelf nakijken: opdracht 4: vraag 1, 2, 3, 8, 11, 13 en 14
b De tekst is een uiteenzettende tekst. Je krijgt uitleg over de vraag (uit de titel) waarom mensen links- of rechtshandig zijn.
3 een vraag stellen
8 a Er moeten dus nog meer factoren aan ten grondslag liggen, maar wetenschappers weten nog niet precies welke.
b De overige zinnen zijn een toelichting bij de kernzin.
11 Nee, want in de alinea staat nieuwe informatie. Wel is de laatste zin een soort conclusie. 13 Het is onduidelijk waarom iemand nu precies rechts- of linkshandig is. 14 De schrijver heeft de tekst voor een breed publiek geschreven. In principe kan iedereen geïnteresseerd zijn in links- of rechtshandigheid.
Opdracht 6
2 a Eigen werk.
b De schrijver noemt de aanleiding en kondigt het onderwerp aan.
6 De vraag wordt niet beantwoord.
7 a De laatste zin van de alinea is de kernzin. Het woord ‘blijkbaar’ geeft een conclusie/bewijs. Dat is dan de belangrijkste informatie.
b Voorbeeld.
10 a de lezer nieuwsgierig maken
b Nee, de ware aard van linkshandigen is niet onthuld.