Past Continous

Past Continous
1 / 20
suivant
Slide 1: Diapositive
EngelsMiddelbare schoolvmbo gLeerjaar 3

Cette leçon contient 20 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 45 min

Éléments de cette leçon

Past Continous

Slide 1 - Diapositive

lesdoel
Je weet aan het einde van de les welke tijd de past continuous is, wanneer je hem moet gebruiken en hoe je dit kunt toepassen.


Slide 2 - Diapositive

Lesplanning
Uitleg
Klassikaal oefenen
Individueel aan de slag

Slide 3 - Diapositive

Past continuous

Slide 4 - Carte mentale

Past Continuous
Wanneer gebruik je Past Continuous?

Eigenlijk is het heel simpel, want er geldt maar 1 regel:
  • Je gebruikt de Past Continuous om te zeggen dat iets in het verleden een tijdje duurde of een tijdje aan de gang was. 

  • Het verschil met de Past Simple is dus dat de Past Simple gaat om een moment, terwijl de Past Continuous gaat over een langere gebeurtenis


Slide 5 - Diapositive

Past Continuous
Hoe maak je die?

De regel is vrij eenvoudig:
  • Past Continuous = was / were + werkwoord+ing

  1. was hoort bij enkelvoud (I, he, she, it)
  2. were hoort bij meervoud en bij you (you, we, they)


Slide 6 - Diapositive

Past Simple - Past Continuous

Slide 7 - Diapositive

Past Continuous 

Klik hier voor extra online oefeningen.

Op de volgende pagina vind je video uitleg over dit onderwerp.
(wat er wordt verteld over onregelmatige werwoorden hoef je dit jaar nog niet te kennen!)

Slide 8 - Diapositive

Past Continous  &  Past Simple




Past Continuous = al aan de gang (duurde lang)
Past Simple = iets gebeurde (kort)
Let op: to like - liking     to plan - planning

Slide 9 - Diapositive

Wanneer gebruik
je de
Past Continuous?
A
Als iets aan de gang is
B
Als iets gisteren is gebeurd
C
Als iets een tijdje aan de gang was
D
Als je wilt zeggen wat je aan het doen bent

Slide 10 - Quiz

Vul de juiste werkwoordsvorm in de past continuous in in de zin.
1. Ferdinand ..... (to shout) to my best friend, while he ..... (to walk) his dog.

2. My brother and I ..... (to laugh) until we cried, when he started telling jokes.

3. Sarah ..... still ..... (to think) about her exam, while she ...... (to cycle) home.

Slide 11 - Diapositive

Antwoorden

1. Ferdinand was shouting to my best friend, while he was walking his dog.
2. My brother and I were laughing until we cried, when he started telling jokes.
3. Sarah was still thinking about her exam, while she was cycling home.

Slide 12 - Diapositive

Past Continuous




                              
                                 Choose the correct form of the past continuous!

Slide 13 - Diapositive

They............swimming in the lake.
A
are swimming
B
were swam
C
were swimming
D
have swum

Slide 14 - Quiz

Boris............English
A
was learning
B
is learning
C
has learned
D
will learn

Slide 15 - Quiz

Your father.............the car.
A
will have been repairing
B
is repairing
C
repaired
D
was repairing

Slide 16 - Quiz

My friends...............the match on TV.
A
have been watching
B
watched
C
were watching
D
are watching

Slide 17 - Quiz

You..................your bag.
A
am packing
B
were packing
C
packed
D
will have packed

Slide 18 - Quiz

Opdrachten

Slide 19 - Diapositive

Wat hebben we deze les gedaan?

Slide 20 - Diapositive