Herhaling media

• Maatschappijleer
• Middelbare school
• vmbo k
• Leerjaar 3

Herhaling hoofdstuk 5

 

5.1 

Wat is communicatie ?

ZENDER - MIDDEL [medium] - ONTVANGER 

Massamedia [tv, krant, radio, internet]

Sociale media [youtube, snapchat, instagram]

soorten tv- en radiozenders

1. Publieke omroepen

2. Commerciële omroep

1: Publieke omroepen

• Minder/weinig reclame 
• Krijgen geld van de overheid

BNNVARA en AVROTROTS zijn publieke omroepen.

Zenden uit op NPO 1, 2 en 3.

2: Commerciële omroepen

Voorbeelden: RTL 4, SBS 6, Net5

Radio: Radio538, Skyradio

Verdienen geld met reclame uitzenden.

Kunnen daardoor blijven bestaan.

Waar gebruik je de media voor?

1: Nieuws en informatie

2: Ontspanning.

3: Contacten

4: Identiteit. Je bepaalt zelf wat je laat zien/plaatst of niet. Je gebruikt de media bij het vormen van je identiteit. 

5.3 NIEUWS

Niet alles dat gebeurt wordt een nieuwsitem van gemaakt. Journalisten maken keuzes en stellen 4 vragen om dit te bepalen.

- Is het nieuws actueel?

- Is het bijzonder?

- Gaat het over BEKENDE mensen?

- Vinden de lezers/kijkers het interessant?

5.4 De invloed van de media

Persvrijheid

De vrijheid van journalisten om berichten te kunnen maken zonder eerst toestemming te vragen.

Veel verschillende berichten..

Hierdoor wordt voor een groot deel jouw mening bepaalt! 

Hoe jij naar andere mensen en de wereld kijkt.... 

dit = beeldvorming. 

Je vormt steeds een beeld van iets of iemand.

Bij communicatie:

1. ben je zelf altijd de zender
2. wordt informatie doorgegeven
3. is de zender altijd onbekend
4. moet je altijd iets zeggen

non-verbale communicatie is

1. Geen communicatie
2. Communicatie zonder woorden.

Appen is

1. Eenzijdige communicatie
2. Tweezijdige communicatie

Een interview met prinses Amalia is

1. Eenzijdige communicatie
2. Tweezijdige communicatie

Door internet lezen mensen kranten en tijdschriften ……
Wat is weggelaten?

1. vaker online.
2. niet meer.
3. on demand.
4. vaker op papier.

Waarom hoef je geen journalist te zijn om veel mensen te bereiken?

1. Door de Mediawet is dit niet langer verplicht.
2. Door internet en sociale media kan iedereen informatie verzenden.
3. Door internet is het minder belangrijk geworden of informatie klopt.
4. Door internet maakt het niet meer uit waar informatie vandaan komt.

Wat zijn twee kwaliteitskranten?

1. De Telegraaf en Trouw.
2. Metro en het AD.
3. Het AD en de Volkskrant.
4. NRC en de Volkskrant.

Wat zie je vaak wel in een populaire krant, maar niet in een kwaliteitskrant?

1. Grote foto’s met een beetje informatie.
2. Uitgebreid politiek nieuws.
3. Lange teksten met moeilijke woorden.
4. Personeelsadvertenties

Commerciële omroepen hebben als doel om geld te verdienen. Een voorbeeld van een commerciële omroep is:

1. BNNVARA
2. KRONCRV
3. SBS6
4. MAX

Publieke omroepen moeten volgens de Mediawet programma’s maken voor verschillende …………….
Welk woord is weggelaten?

1. doelgroepen
2. adverteerders
3. provincies
4. bronnen

Een journaliste krijgt een tip: De koning heeft drie jaar geleden vakantie gevierd in de villa van een dictator. De journaliste:

1. doet er niets mee want de vakantie van de koning is geen bijzondere gebeurtenis.
2. plaatst het bericht in de krant want elk bericht over de koning is interessant.
3. doet er niets mee want het bericht is niet actueel.
4. plaatst het bericht in de krant want het is belangrijk nieuws voor de samenleving.

Zijn de uitspraken juist of onjuist?

1. Hoor en wederhoor is het scheiden van feiten en meningen.
2. Een goede journalist is altijd subjectief.

1. 1 is juist, 2 is onjuist.
2. 1 is onjuist, 2 is juist.
3. 1 en 2 zijn beide juist.
4. 1 en 2 zijn beide onjuist.

De overheid mag zich niet bemoeien met wat journalisten schrijven. Dit noemen we:

1. de mediawet
2. censuur
3. indoctrinatie
4. persvrijheid

Een politicus zegt steeds dat asielzoekers criminelen zijn.

1. Dit mag omdat er vrijheid van drukpers is.
2. Dit mag omdat er vrijheid van meningsuiting is.
3. Dit is verboden want het is beledigend.
4. Dit is verboden want dit is indoctrinatie.

De staatstelevisie van een land zegt in een bericht dat er bij een virusuitbraak minder besmettingen zijn dan er in werkelijkheid zijn. Dit is een voorbeeld van:

1. censuur
2. indoctrinatie
3. nepnieuws
4. persvrijheid

Zijn de uitspraken juist of onjuist?

1. In de Mediawet staan voorschriften voor reclame.
2. Als je midden in een film een reclameblok krijgt, weet je dat je naar een publieke omroep kijkt.

1. 1 is juist, 2 is onjuist.
2. 1 is onjuist, 2 is juist.
3. 1 en 2 zijn beide juist.
4. 1 en 2 zijn beide onjuist.

Sociale media kunnen je ongelukkig maken omdat:

1. je denkt dat je niet aan een ideaalbeeld voldoet.
2. je niet genoeg geld hebt voor skins en lootboxes.
3. je geen persoonlijk contact meer hebt met anderen.
4. je geen tijd meer hebt om een goed boek te lezen.

Maak de zin af. Als je mediawijs bent:

1. kijk je kritisch of informatie die je tegenkomt wel klopt.
2. maak je verstandig gebruik van de media.
3. probeer je erachter te komen welke belangen een zender heeft.
4. alle antwoorden zijn goed