1.4 snelheid van een reactie

• Scheikunde
• Middelbare school
• vwo
• Leerjaar 4

Startopdracht

1. Noem 3 kenmerken van een chemische reactie.
2. Teken het energiediagram van een endotherme reactie.
3. Suikerpoeder brandt niet gemakkelijk. Maar als je suikerpoeder uitstrooit boven een kaars krijg je een stofexplosie. Waardoor gaat de reactie nu ineens veel sneller? Gebruik in je antwoord het botsende-deeltjesmodel.

1.4 snelheid van een reactie

Uitleg 1.4 snelheid van een reactie

E1.11

Zelfstandig aan de slag met de opdrachten

Leerdoelen 1.4

Je kunt nu:

-Uitleggen wat de begrippen reactietijd en reactiesnelheid betekenen

-Aangeven welke factoren de snelheid van een reactie beïnvloeden

-De invloed van elk van deze factoren op de reactiesnelheid toelichten

-Met het begrip activeringsenergie uitleggen wat de invloed van het soort stof en een katalysator op de reactiesnelheid is

1.4 Botsende-deeltjesmodel

Draai even naar je buur toe.

Maak vuisten van je handen -> atomen (linkerhand atoom en rechterhand atoom).

Hou je vuisten tegen elkaar -> molecuul bestaande uit 2 atomen.

Geef elkaar nu een dubbele boks (botsing tussen 2 moleculen).

1.4 Botsende-deeltjesmodel

Bij deze botsing zijn er verschillende opties:

-Je botst terug en je handen blijven bij elkaar, dus geen verandering (een niet-effectieve botsing)

-Je rechterhand atoom wisselt met de rechterhand atoom van je buur, dus geen andere moleculen (een niet-effectieve botsing)

-Je rechterhand atoom wisselt met de linkerhand atoom van je buur, dus andere moleculen (effectieve botsing)

1.4 Botsende-deeltjesmodel

1.4 Botsende-deeltjesmodel

Hoe meer botsingen er plaatsvinden, hoe meer effectieve botsingen er plaatsvinden.

Hoe zorgt ik voor meer botsingen:

-Meer deeltjes toevoegen (concentratie vergroten)

-Deeltjes sneller laten bewegen (temperatuur verhogen)

-Zorgen voor groter oppervlak aan deeltjes, dus poeder ipv een blok (verdelingsgraad)

-De deeltjes tegen elkaar aan gooien (katalysator toevoegen)

1.4 Reactietijd en reactiesnelheid

Reactietijd = tijd vanaf mengen van de stoffen tot einde reactie

Reactiesnelheid = de hoeveelheid stof die per seconden en per liter ontstaat of verdwijnt

Dus hoe groter de reactietijd hoe kleiner de reactiesnelheid (omgekeerd evenredig verband)

E1.11 katalysatoren

Denk aan Bril, Labjas enz!

Goed lezen + alles opschrijven!

Klaar + opgeruimd + werkplek schoongemaakt?: Bijwerken opdrachten H1 + maken afsluitende opgave H1.

Leerdoel: Je kunt na dit practicum beredeneren of een stof een katalyserende werking heeft

Nabespreken E1.11 katalysatoren

Situatie 1: Met bruinsteen

Situatie 2: Met keukenzout

Situatie 3: Met aardappel

Zelf aan de slag

Lezen: Paragraaf 1.4

Maken: 47, 49, 52, 54, 55, 57

Klaar?: Samenvatting H1 maken + starten met de afsluitende opgaven

Werkwijze: 

Deel 1: Eerste 10 minuten in complete stilte, voor jezelf, heb je vragen sla dan de vraag over en stel de vraag in deel 2

Deel 2: Daarna mag je rustig overleggen en kom ik langs voor vragen

Leerdoelen 1.4 check

Je kunt nu:

-Uitleggen wat de begrippen reactietijd en reactiesnelheid betekenen

-Aangeven welke factoren de snelheid van een reactie bepalen

-De invloed van elk van deze factoren op de reactiesnelheid toelichten

-Met het begrip activeringsenergie uitleggen wat de invloed van het soort stof en een katalysator op de reactiesnelheid is

Huiswerk

Lezen + samenvatten H1

Maken 47, 49, 52, 54, 55, 57 + afsluitende opgaven H1