Marketing H9.1 tm 9.3

Op welke drie manieren kunnen ondernemingen hun prijs bepalen?
A
Op basis van vraag, kosten en concurrentie
B
Op basis aanbod, kosten en concurrentie
C
Op basis van vraag, winst en concurrentie
D
Op basis van aanbod, winst en concurrentie
1 / 25
suivant
Slide 1: Quiz
MarketingMBOStudiejaar 1

Cette leçon contient 25 diapositives, avec quiz interactifs et diapositive de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 45 min

Éléments de cette leçon

Op welke drie manieren kunnen ondernemingen hun prijs bepalen?
A
Op basis van vraag, kosten en concurrentie
B
Op basis aanbod, kosten en concurrentie
C
Op basis van vraag, winst en concurrentie
D
Op basis van aanbod, winst en concurrentie

Slide 1 - Quiz

Noem het verdienmodel:
Om Avast antivirus zonder meldingen en advertenties te kunnen gebruiken moet je betalen.

Slide 2 - Question ouverte

Noem het verdienmodel:
"Hele mooie bloemen, twee bossen voor €2 ".

Slide 3 - Question ouverte

Noem het verdienmodel:
"Wij berekenen de laagste courtage van heel Utrecht".

Slide 4 - Question ouverte

Noem het verdienmodel:
Donald Duck, een vrolijk weekblad. Vanaf € 10,25 per maand.

Slide 5 - Question ouverte

Noem het verdienmodel:
In veel kinderkledingzaken vind je T-shirts met Donald Duck opdruk.

Slide 6 - Question ouverte

Vooraf bij de volgende 2 vragen:
In Libanon mocht Coca Cola jarenlang niet verkocht worden, omdat het bedrijf te veel voor Israël was. Dus Pepsi had de hele markt voor zich alleen. Toen Coca Cola weer werd toegelaten, leidde dat tot een hevige prijsoorlog. De cola was er een tijdlang goedkoper dan water.

Slide 7 - Diapositive

Wat voor strategie hanteerde Pepsi Cola op de Libanese markt bij het bepalen van de prijs?

Slide 8 - Question ouverte

Hoe heet het prijsbeleid dat Pepsi in dit geval voerde?

Slide 9 - Question ouverte

Wat is me-too pricing?
A
Een hogere prijs vragen dan de marktleider
B
Dezelfde prijs vragen als de marktleider
C
Een lagere prijs vragen dan de marktleider
D
Geen van deze antwoorden

Slide 10 - Quiz

Bij welke marktvorm kom je me-too pricing vooral tegen?
A
Volledige mededinging
B
Oligopolie
C
Monopolistische concurrentie
D
Monopolie

Slide 11 - Quiz

"Broodje van Kootje € 1,95"
Hoe heet zo'n prijs in de marketing?
A
Me-too prijs
B
Stay-out prijs
C
Penetratieprijs
D
Psychologische prijs

Slide 12 - Quiz

Een penetratieprijs is een voorbeeld van:
A
Stay-out pricing
B
Pioneer pricing
C
Prijsdisriminatie
D
Prijsdifferentiatie

Slide 13 - Quiz

Juist of onjuist:
Men spreekt van stay-out pricing wanneer de ondernemer de prijs gebruikt om bestaande concurrenten uit de markt te drukken.
A
Juist
B
Onjuist

Slide 14 - Quiz

Juist of onjuist?
Bij me-too pricing volgen handelaren de prijs van de fabrikant.
A
Juist
B
Onjuist

Slide 15 - Quiz

Juist of onjuist:
Prijsbeleving is de manier waarop aanbieders een prijs ervaren.
A
Juist
B
Onjuist

Slide 16 - Quiz

"Bij deze leverancier loopt de korting behoorlijk op als jemeer bestelt".
Hoe heet deze vorm van korting?
A
Betalingskorting
B
Prestatiekorting
C
Staffelkorting
D
Relatiekorting

Slide 17 - Quiz

Jorien heeft een website. Elke keer dat een bezoeker op een link naar bol.com klikt en daar wat koopt, krijgt Jorien een percentage. Met welk verdienmodel werkt Jorien?
A
directe transactie
B
anonnementensyeteem
C
instapmodel
D
advertentiemodel

Slide 18 - Quiz

Voorbeelden van complementeire goederen zijn:
A
een avondje bioscoop en een zak popcorn
B
een vakantie naar Limburg en naar Sauerland
C
een rugzak en een koffer
D
een elektrische fiets en een scooter

Slide 19 - Quiz

Als de prijs van schoenen sterk stijgt, daalt de vraag naar veters. Dit verband is een voorbeeld van:
A
monetaire inflatie
B
de prijselasticiteit van de vraag
C
de inkomenselasticiteit van de vraag
D
de kruislingse prijselasticiteit van de vraag

Slide 20 - Quiz

Wat zijn de drie bronnen van koopkracht?
A
Salaris, rente en dividend
B
Inkopen, spaargeld en leningen
C
Nationaal inkomen, investeringen en besparingen
D
Inkomen, spaargeld en deflatie

Slide 21 - Quiz

Hoe heet het inkomen dat nodig is om de vaste lasten te betalen?
A
Vast inkomen
B
Gebonden inkomen
C
Drempelinkomen
D
Netto Nationaal Inkomen

Slide 22 - Quiz

De vraag naar PCD pindakaas loopt met 1% terug nadat het gemiddelde inkomen met 2% is gestegen. Wat voor soort goed is PDC pindakaas?
A
Een luxegoed, de inkomenselasticiteit is hoger dan 1
B
Een inferieur goed, de inkomenselasticiteit is negatief
C
Een luxegoed, de inkomenselasticiteit is negatief
D
Een inferieurgoed, de inkomenselasticiteit is hoger dan 1

Slide 23 - Quiz

In welk geval is een goed 'noodzakelijk'?
A
Als mensen er meer van kopen als hun in komen is gestegen
B
Als mensen er minder van gaan kopen als hun inkomen is gestegen
C
Als de afzetstijging minder groot is als de stijging van het inkomen
D
Als de inkomensstijging minder groot is als de afzetstijging

Slide 24 - Quiz

Wat ga jij deze vakantie doen?
A
Ik blijf thuis
B
Ik blijf lekker thuis
C
Ik blijf jammer genoeg thuis
D
Ik ga niet weg

Slide 25 - Quiz