zinsdelen 1.4

• Nederlands
• Middelbare school
• vmbo k, g, t
• Leerjaar 2

zinsdelen 1.4

doel:

Aan het einde van de les kun je een bouwplan voor een zin maken

Hoe ziet het hele ww eruit?

1. Het eindigt meestal op -en.
2. Het kent heel veel vormen.
3. Het begint vaak met ge-, be-, ver-, ont-, her-.
4. Het eindigt meestal op een -d of een -t.

Wat is het voltooid deelwoord

1. gefietst
2. fietsen
3. fietsten

Wat is het hele ww?

Jij moet je niet zo boos maken!

1. moet
2. moet maken
3. boos maken
4. maken

Zinsdelen

Stukjes informatie in een zin noemen we zinsdelen

Je hebt twee basisdelen

Wat er gebeurt (werkwoordelijk gezegde)

Wie/wat het doet (onderwerp)

Theorie (zinsdelen)

Een zin bestaat uit verschillende stukjes informatie (zinsdelen)

Meer informatie/zinsdelen = een langere zin.

De basisdelen = Chris speelt 

• wat er gebeurt (wwg) speelt
• wie/wat het doet (ond) Chris

Chris speelt dagelijks een half uur gitaar.

In tweetallen

Je gaat nu in tweetallen 3 zinnen bedenken volgens het bouwplan:

   

Wie of wat doet het -- wat gebeurt er -- wanneer -- hoe lang -- wat

Bijvoorbeeld:

Chris -- speelt -- elke dag -- een half uur -- gitaar

De bouwstapjes mogen in een andere volgorde gebruikt worden!

Wat zijn zinsdelen?

1. Stukjes van een zin
2. stukjes van een woord
3. één woord

Een zin heeft in ieder geval altijd twee basisdelen.

welke basisdelen zijn dat?

1. wat er gebeurt wie of wat het doet
2. waar het gebeurt hoe het gebeurt
3. wat er gebeurt hoe het gebeurt
4. hoe het gebeurt wie of wat het doet.

Zinsdelen
Hoeveel zinsdelen heeft de zin?
'Marleen plakt haar band.'

1. 2 zinsdelen
2. 3 zinsdelen
3. 4 zinsdelen
4. 5 zinsdelen

Maak een zin met 3 zinsdelen. Zet streepjes tussen de zinsdelen.

Maakwerk

maak nu in je schrift:

 opdracht 6

opdracht 7

opdracht 8