6.2 Populaties

H6 Soorten en populaties
Vandaag
  • Herhaling 6.1 De verwantschap tussen soorten
  • Uitleg 6.2 Populaties
  • Bespreking SO 4.1 t/m 4.3


Huiswerk: opdracht 2, 7, 8, 10, 12, 14, 17, 18, 19, 22 van 6.1/6.2
1 / 22
suivant
Slide 1: Diapositive
BiologieMiddelbare schoolvwoLeerjaar 4

Cette leçon contient 22 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 1 vidéo.

time-iconLa durée de la leçon est: 40 min

Éléments de cette leçon

H6 Soorten en populaties
Vandaag
  • Herhaling 6.1 De verwantschap tussen soorten
  • Uitleg 6.2 Populaties
  • Bespreking SO 4.1 t/m 4.3


Huiswerk: opdracht 2, 7, 8, 10, 12, 14, 17, 18, 19, 22 van 6.1/6.2

Slide 1 - Diapositive

Leerdoelen 6.1
  • Je kunt uitleggen wat de definitie van een soort is (en dat deze definitie niet waterdicht is)
  • Je noemt de criteria waarop de indeling in soorten berust en je herkent een wetenschappelijke soortnaam
  • Je legt uit hoe de indeling van soorten op basis van verwantschap tot stand komt




Slide 2 - Diapositive

Welke soortnaam is correct geschreven?
A
pinus mugo
B
Pinus mugo
C
pinus Mugo
D
Pinus Mugo

Slide 3 - Quiz

Slide 4 - Diapositive

Ondersoorten/rassen
Als er binnen een soort nog specifieke kenmerken gescheiden voorkomen dan worden er ondersoorten onderkend.


Ondersoorten worden aangeduid met een extra naam ná de soortaanduiding.
Bijvoorbeeld:
Phalacrocorax carbo novaehollandiae
- australie en nieuw-zeeland
Phalacrocorax carbo hanedae – japan


Slide 5 - Diapositive

Ondersoorten/rassen

Slide 6 - Diapositive

Taxonomie
Vroeger: hoogste groep = rijk

Tegenwoordig: hoogste groep zijn de domeinen: 
  • archaea
  • bacteriën
  • eukaryoten

Slide 7 - Diapositive

Examenvraag oefenen
In het Nederlandse zoete water komt, net zoals in de rest van Europa en Azië, de snoek, Esox lucius, voor. In de wateren van de Verenigde Staten en Canada komen de snoeksoorten Esox masquinongy en Esox niger voor en van Esox americanus de ondersoorten Esox americanus americanus en Esox americanus vermiculatus.
Omdat de snoek een geliefde sportvis is, heeft men in kwekerijen snoeken gekruist en de nakomelingen in viswater uitgezet. In gevangenschap zullen snoeken van dezelfde soort gemakkelijk nakomelingen krijgen. Men heeft ook geprobeerd exemplaren van verschillende snoeksoorten met elkaar te kruisen.
Tussen welke van de hierboven genoemde vier Noord-Amerikaanse snoeken is een kruising met zekerheid succesvol? Leg uit.

Slide 8 - Diapositive

Leerdoelen 6.2
  • Je past methoden toe om een populatiegrootte te bepalen

  • Je herkent de invloed van een beperkende factor op de populatiegrootte en legt uit wat de relatie is tussen de draagkracht van het gebied en de populatiegrootte
  • Je herkent hoe natuurbeheerders populatiegroottes beïnvloeden 

Slide 9 - Diapositive

Slide 10 - Vidéo

Wat heeft dit te maken met populaties? 

Slide 11 - Diapositive

Populatie
Een groep van dezelfde soort organismen die in een bepaald gebied te vinden zijn en die onderling kunnen voortplanten.


Een populatie hoeft niet in een groep te leven, ook solitair levende dieren in een bepaald gebied vormen een populatie. Ze ontmoeten elkaar wel voor voortplanting.

Slide 12 - Diapositive

Wisselende populatiegrootte

Slide 13 - Diapositive

Hoe bepaal je de populatie  grootte?
tellen (handig bij grote individuen, kleine aantallen, niet zo beweeglijk)
schatten (bij grote getallen, beweeglijke dieren of schuwe dieren)
steekproef van een klein gedeelte van het gebied
(mits dit een representatief gedeelte is!)
vangen  ( merken, terugzetten) en terugvangen

Slide 14 - Diapositive

vangen,
merken, terugzetten en terugvangen

Slide 15 - Diapositive

Er is een formule voor
N = (n1 x n2)/ n3

populatie grootte = N
totaal dieren in eerste vangst = n1
totaal dieren in tweede vangst = n2
aantal gemerkte dieren in tweede vangst = n3
Moeilijk?
Dan oefenen Biologiepagina

Slide 16 - Diapositive

Er worden 10 schildpadden gevangen en gemerkt
en losgelaten
Bij het terugvangen vang je weer 10 schildpadden waarvan 4 gemerkt zijn. Hoe groot is de populatie?

Slide 17 - Diapositive

20 katten worden gemerkt en weer losgelaten.
Na 3 dagen worden 42 katten gevangen waarvan 5 gemerkt.

Uit hoeveel katten bestaat deze populatie?

Slide 18 - Question ouverte

De voorwaarden om vangen en terugvangen te gebruiken zijn.....
- geen sterfte of geboorte
- geen emigratie of immigratie
- dieren moeten de kans krijgen zich weer te mengen
- dieren die gevangen zijn moeten een even grote kans hebben weer gevangen te worden
- het merkje moet blijven zitten en geen nadeel geven

Slide 19 - Diapositive

Katten laten zich een tweede keer minder goed vangen.

Is de populatie groter of kleiner dan je berekening?
A
groter
B
kleiner
C
dan maakt niet uit

Slide 20 - Quiz

Uitleg bij de vorige vraag
20 x 42/5=168
Er werden 5 gemerkte katten teruggevangen. 
Dit getal is lager dan verwacht omdat de gemerkte katten zich de 2e keer minder gemakkelijk laten vangen. 

De populatie is dus eigenlijk kleiner dan deze berekening

Slide 21 - Diapositive

Planning en huiswerk
Donderdag 1 dec: Inleveren PO Voortplanting
Maandag 5 dec: Repetitie 4.2 + H5

Donderdag 8 dec: opdracht 2, 7, 8, 10, 12, 14, 17, 18, 19, 22 van 6.1/6.2
Donderdag 15 dec: SO H6

Slide 22 - Diapositive