herkansing TW2 H3 leestoets

• Frans
• Middelbare school
• havo
• Leerjaar 3

H3 TW 2 herkansing Frans 

leesvaardigheid. 

Je mag een papieren woordenboek gebruiken. 

Let op!  Je kunt niet terugbladeren in deze toets. De tekst vergroot je door erop te klikken. Bonne chance!

1. wat staat er in de eerste alinea?

1. Het is moeilijk om te studeren als het lekker weer is
2. Studenten houden ervan om uit te gaan als het mooi weer is
3. Média Etudiant heeft een onderzoek gehouden onder studenten
4. Média Etudiant organiseert uitstapjes voor studenten

2. wat betekent ' le loisir' ?

1. de studententijd
2. de hobby
3. de zomer
4. het werk

3. Wat hebben alle studenten genoemd in de tweede alinea?

1. dat ze het liefst met vrienden uitgaan in hun vrije tijd.
2. Dat ze het liefst sporten in hun vrije tijd.
3. Dat ze vooral graag lezen in hun vrije tijd.
4. Dat ze graag tijd besteden aan goede doelen met de scouting..

4. welk verschil tussen jongens en meisjes wordt NIET genoemd in de tweede alinea?

1. meisjes doen liever aan vrijwilligerswerk.
2. meisjes lezen liever dan jongens
3. jongens noemen sporten vaker hun favoriete vrijetijdsbesteding dan meisjes.

5. Wat zeggen de studenten NIET in de derde alinea?

1. Het is belangrijk dat je ook vrije tijd hebt.
2. Ze hebben vaak een baantje in het weekend.
3. Ze hebben doordeweeks weinig tijd.

6. Wat doen studenten om geld te besparen volgens de vierde alinea?

1. maar één sport en een bijbaantje in de bioscoop
2. Met studententarief naar de bioscoop en veel werken
3. Liever één keer per maand duur uit eten dan heel vaak goedkoop
4. Goedkoop uit eten en sporten aan de universiteit

7. Geef van elk van de beweringen aan of deze juist is of onjuist volgens de eerste alinea.
1 De Camargue is een grijs paard.
2 2 De Camargue is een heel oud paardenras.

1. 1 = juist, 2 = onjuist
2. 1 en 2 zijn allebei juist
3. 1= onjuist, 2 = juist
4. 1 en 2 zijn allebei onjuist

8. Geef van elk van de beweringen aan of deze juist is of onjuist volgens de eerste alinea.
1 De Camargue komt in heel Frankrijk voor.

2 De Camargue wordt in Zuid-Frankrijk gefokt

1. 1 is juist, 2 is onjuist
2. 1 en 2 zijn juist
3. 1 is onjuist, 2 is onjuist
4. 1 en 2 zijn onjuist

9. Wat lees je over de Camargue in de tweede alinea?

1. Hij blijft klein omdat er weinig eten voor hem is.
2. Hij brengt de meeste tijd in het water door.
3. Hij kan in heel moeilijke omstandigheden overleven.
4. Hij leeft in een natuurlijke omgeving die ideaal voor hem is.

10. Wat wordt er over 'la jument la plus âgée' gezegd?

1. vijf van de tien veulens zijn van haar
2. zij is meestal meer grijs dan wit
3. zij leidt de kudde paarden

11. wat is waar volgens de laatste alinea?

1. de veulens blijven tot aan de herfst in de groep
2. de veulens zijn eerst wit dan grijs

1. 1 is juist, 2 is onjuist
2. 1 en 2 zijn juist
3. 1 is onjuist, 2 is juist
4. 1 en 2 zijn onjuist

12. Ça n’a pas marché ! - het is niet gelukt !
Wat wil Jennifer hiermee zeggen?

1. Elle n’a pas aimé faire du sport.
2. Elle n’a pas grandi après avoir fait du sport.
3. Elle n’a pas grandi après avoir mangé beaucoup de soupe.
4. Elle n’a plus grandi après la troisième classe.

13. wat is waar volgens de eerste alinea?
1. Jennifer is altijd de kleinste geweest, op de basisschool
en op de middelbare school
2. ze heeft veel verschillende sporten gedaan die haar groei
zouden stimuleren.

1. 1 is juist, 2 is onjuist
2. 1 en 2 zijn juist
3. 1 is onjuist, 2 is juist
4. 1 en 2 zijn onjuist

14. Wat is waar volgens de eerste alinea?
1. de huisarts zegt dat ze zo klein zal blijven
2. de kans is groot dat haar kinderen ook heel klein zijn.

1. 1 is juist, 2 is onjuist
2. 1 en 2 zijn juist
3. 1 is onjuist, 2 is juist
4. 1 en 2 zijn onjuist

15.Welke opmerking maken mensen NIET tegen Jennifer volgens de tweede alinea?

1. als je valt doet het niet zoveel pijn!
2. zo ver kan je niet kijken!
3. alles wat klein is is schattig!
4. heb je je trapje meegenomen?

16.Wat vindt Jennifer het allervervelendst volgens de derde alinea?

1. Dat men haar vaak jonger schat.
2. Dat haar haar ook niet groeit
3. Dat ze niet alle kleren kan dragen.
4. Dat ze niet op hoge hakken kan lopen.

17.Wat past in de open plek in de derde alinea?

1. C’est dommage,
2. C’est tout,
3. C’est vrai,
4. Heureusement,

18. Welke stelling staat NIET in de vierde alinea?

1. ze is te klein voor achter de kassa
2. de spullen in het fastfoodrestaurant liggen te hoog
3. ze kan niet bij de post werken want de tas met post is te zwaar

19. Welke eigenschap toont Jennifer in de laatste alinea?

1. bescheidenheid
2. doorzettingsvermogen
3. onzekerheid
4. vriendelijkheid

20. Wat is het doel van deze tekst?

1. Mensen informeren over wedstrijden met sledehonden.
2. Mensen overhalen een rit te maken met sledehonden.
3. Toeristen enthousiasmeren voor een vakantie in Canada.
4. Toeristen informeren over een vakantie in Noord-Canada.

21. Wat is een passend kopje boven de tweede alinea?

1. Er is nog meer behalve sledehonden
2. Op vakantie in Canada
3. Op weg met de sledehonden
4. Winter in Canada

22. Zijn de beweringen juist of onjuist volgens de 2e alinea?

1. Tijdens een sledetocht kun je helpen honden in te spannen voor een slee.
2 kun je door de sneeuw op een bospad lopen

1. 1 is juist, 2 is onjuist
2. 1 en 2 zijn juist
3. 1 is onjuist, 2 is juist
4. 1 en 2 zijn onjuist

23. welke beweringen zijn waar volgens de 2e alinea? Tijdens de tocht
1 kun je over een bevroren zee glijden.
2. kun je naar wolven kijken.

1. 1 is juist, 2 is onjuist
2. 1 en 2 zijn juist
3. 1 is onjuist, 2 is juist
4. 1 en 2 zijn onjuist

24.Waar gaat de derde alinea over?

1. over de duur van de sledetochten en de Canadese gidsen
2. over de duur van de sledetochten en de slaapmogelijkheden
3. ver de slaapmogelijkheden en de Canadese gidsen