Maandag 14 oktober

Goedemorgen, leg je Chromebook op je tafel
1 / 23
suivant
Slide 1: Diapositive
TaalBasisschoolGroep 6

Cette leçon contient 23 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

Éléments de cette leçon

Goedemorgen, leg je Chromebook op je tafel

Slide 1 - Diapositive

Taal
Herhaling
  • woordsoorten
  • persoonsvorm
  • leestekens

Slide 2 - Diapositive

Woordsoorten

  • Zelfstandig naamwoord (zn) -> boek, kast, jongen, glimlach
  • bijvoeglijk naamwoord (bn) -> mooie, stoere, rode, rare
  • Werkwoord (ww) -> lopen, fietsen, is, heeft, kan, roeien
  • Voorzetsel (vz) -> in, op, tussen, voor, achter

Slide 3 - Diapositive

Voorbeeld
De     schattige     baby      huilt     in     het     rode    bedje.
lw          bn                zn             ww      vz    lw        bn          zn

Slide 4 - Diapositive

Wat voor woordsoort is het onderstreepte woord?
Ik heb de hele nacht geslapen.
A
zelfstandig naamwoord
B
bijvoeglijk naamwoord
C
voorzetsel
D
werkwoord

Slide 5 - Quiz

Wat voor woordsoort is het onderstreepte woord?
Ik heb de hele nacht geslapen.
A
werkwoord
B
bijvoeglijk naamwoord
C
voorzetsel
D
werkwoord

Slide 6 - Quiz

Welk woordsoort is 'mooie'?
De mooie kaart wordt geschreven.
A
werkwoord
B
lidwoord
C
zelfstandig naamwoord
D
bijvoeglijk naamwoord

Slide 7 - Quiz

Welke woordsoort is onderstreept?
De enorme bomen worden gesnoeid.
___________
A
werkwoord
B
zelfstandig naamwoord
C
bijvoeglijk naamwoord
D
voorzetzel

Slide 8 - Quiz

De mooie kaart wordt geschreven.
Welk woordsoort is 'mooie'?
A
werkwoord
B
lidwoord
C
zelfstandig naamwoord
D
bijvoeglijk naamwoord

Slide 9 - Quiz

Benoem de woordsoorten:
Wie heeft de mooiste prijs gewonnen?

mooiste
A
ww
B
zn
C
bn
D
vz

Slide 10 - Quiz

Welk woordsoort is het?

Nova rent met de rode bal. 
A
voorzetsel
B
werkwoord
C
bijvoegelijk naamwoord

Slide 11 - Quiz

Welk woordsoort is het?
Juf Sophie zit op de vloer. 
A
Voorzetsel
B
Werkwoord
C
Voegwoord
D
Bijwoord

Slide 12 - Quiz

Persoonsvorm
Persoonsvorm is een werkwoord.
Is het eerste woord in een vraagzin.
De bal rolt in het gras. 
Rolt de bal in het gras?  Rolt is pv hele werkwoord is rollen.

Slide 13 - Diapositive

Maak een vraagzin
Rik bakt een taart voor oma.

Slide 14 - Question ouverte

Wat is de pv en hele werkwoord?
Rik bakt een taart voor oma.

Slide 15 - Question ouverte

Maak een vraagzin.
Het kopje staat op tafel.

Slide 16 - Question ouverte

Wat is de PV en hele werkwoord?
Het kopje staat op tafel.

Slide 17 - Question ouverte

persoonsvorm?
Ik ga naar de bibliotheek.
A
naar
B
ga
C
de
D
ik

Slide 18 - Quiz

Wat is de persoonsvorm?

'De jongen loopt naar de bus.'
A
De jongen
B
naar
C
loopt
D
de bus

Slide 19 - Quiz

Wat is de persoonsvorm?
Hij heeft mij een cadeau gegeven.
A
hij
B
heeft
C
gegeven
D
een cadeau

Slide 20 - Quiz

Wat is de persoonsvorm?

Anna voetbalt op het veldje.
A
Anna
B
voetbalt
C
veldje
D
het veldje

Slide 21 - Quiz

Leestekens
  • De punt    .
  • De komma ,
  • Het vraagteken ?
  • Het uitroepteken !
  • De dubbele punt

Slide 22 - Diapositive

Voorbeeld
Dit zijn allemaal spelletjes:  Ganzenbord, Monopolie, Set, Kwartet en 

Slide 23 - Diapositive