Cette leçon contient 32 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.
La durée de la leçon est: 70 min
Éléments de cette leçon
Slide 1 - Diapositive
We starten in 5 minuten met de les.
Slide 2 - Diapositive
Slide 3 - Diapositive
Lesdoelen
Lesdoelen voor vandaag: Después de la clase...
R: Ken je de bezittelijke voornaamwoorden
T1: kan je de juiste bezittelijke voornaamwoorden in de juiste vorm invullen.
R: Kan je het woord Hay gebruiken
T1: Hay in d juiste context gebruiken voor je casa ideal
Slide 4 - Diapositive
Pronombres Posesivos
Bezittelijke voornaamwoorden
Woorden als mijn, jouw, uw en zijn zijn bezittelijke voornaamwoorden: 'Dat is mijn fiets', 'Vergeet jouw/uw tas niet! ', 'Ik houd van de herfst en zijn kleuren.
Bezittelijke voornaamwoorden geven aan dat er een bepaalde relatie is tussen een persoon, dier, ding of instantie en een zelfstandig naamwoord.
Slide 5 - Diapositive
Sleep de Nederlandse bezittelijke voornaamwoorden naar de juiste Spaanse bijbehorende posesivos
mi(s)
vuestro/a/os/as
su(s)
tu(s)
nuestro/
a/os/as
mijn
uw
jouw
hun
zijn
jullie
haar
ons/onze
Slide 6 - Question de remorquage
Sleep de Nederlandse bezittelijke voornaamwoorden naar de juiste Spaanse bijbehorende posesivos
mi - mis
su - sus
tu - tus
mijn
jouw
zijn
haar
Slide 7 - Question de remorquage
Bezittelijk voornaamwoord ¿Ellas son ..(vosotros).. amigas?
A
Vuestras
B
Vuestros
C
Nuestras
D
Nuestros
Slide 8 - Quiz
Het bezittelijk voornaamwoord: Estos son ... (mijn)... padres
A
mis
B
tus
C
mi
D
su
Slide 9 - Quiz
Opdracht 8
b. no, son sus abuelos
c. no, es su padre
d.no, son sus medios hermanos
Opdracht 9 www.mijnwoordenboek.nl
a. Este es mi hermano Martín y su mujer Kim.
b. Mis abuelos.
c. Mi mejor amiga con sus hermanos y hermanas.
d. Mi amigo Marc con su perro.
e. Mi amiga Sandra con su maestra, Martina.
f. Joris y Meryem con sus hijos Sam y Sofía.
Slide 10 - Diapositive
Vul het juiste bezittelijke voornaamwoord in
1. ¿Dónde viven______padres? (ella)
A
su
B
sus
Slide 11 - Quiz
Vul het juiste bezittelijke voornaamwoord in, in de zin:
".... (mijn) pantalones son rojos."
A
Nuestro
B
Mis
C
Mi
D
Nuestros
Slide 12 - Quiz
Bezittelijk voornaamwoord. Kies het juiste woord:
_________apartamento está en una calle tranquila.
A
nuestra
B
nuestro
C
nuestros
D
nuestras
Slide 13 - Quiz
Vul het juiste bezittelijke voornaamwoord in
¿Estás contento con ______ regalo?
A
tu
B
tus
Slide 14 - Quiz
Slide 15 - Diapositive
Slide 16 - Diapositive
Slide 17 - Diapositive
Slide 18 - Diapositive
Slide 19 - Diapositive
Mi casa ideal
Slide 20 - Diapositive
Aan de slag
Slide 21 - Diapositive
Individueel of groepen van twee
Opdracht 12, pagina 52 Werkboek Bezittelijke voornaamwoorden
Er zijn vier kolommen met woorden.
Maak vijf zinnen met de woorden uit elke kolom.
Bijvoorbeeld: Ernesto ordeno su habitación.
Ernesto heeft zijn kamer opgeruimd.
Slide 22 - Diapositive
Opdracht 4
pagina 54
Schrijf op de volgende dingen of wel of niet in jouw huis zijn.
Voorbeeld:
Hay una radio en el cuarto de baño
Tekstboek pagina 58, onderdeel B
Slide 23 - Diapositive
HAY
ESTAR
SER
en la clase
las dos de la tarde
un, una,
unos, unas
pocas tiendas
en Barcelona
mi hermano
alto, simpática
dos libros
de Barcelona
Profesora, policía
tres gatos
en el supermercado
triste (verdrietig)
enfermo (ziek)
cansado/a
Holandés
Slide 24 - Question de remorquage
en mi barrio
hay una piscina
hay un gimnasio
hay una estación de metro
hay una escuela
hay una panadería
Slide 25 - Question de remorquage
HAY O ESTAR
hay
están
está
¿Dónde ____ el hotel?
¿Dónde____ las sillas?
La señora ___ en el parque
En mi ciudad no ___ un parque.
En mi ciudad ____ muchas bicicletas.
Slide 26 - Question de remorquage
Tekst
Hay
Ser
Estar
zijn
er is/ er zijn
zijn/ zich bevinden
Slide 27 - Question de remorquage
Sleep het antwoord naar de juiste plek. Meerdere antwoorden mogelijk.