Los pronombres posesivos (bezittelijke voornaamwoorden)
1 / 20
suivant
Slide 1: Diapositive
SpaansMiddelbare schoolvwoLeerjaar 2
Cette leçon contient 20 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 3 vidéos.
Éléments de cette leçon
Bienvenidos!
Programa para hoy
TB 3.3 nakijken + oefening met tegenstellingen
Verschil estar y hay
Los pronombres posesivos (bezittelijke voornaamwoorden)
Slide 1 - Diapositive
Oefening met los opuestos
Op de volgende slide staan tegenstellingen.
Relateer de woorden uit de 2 rijen aan elkaar en
schrijf ze op in je schrift.
Ojo! Bij sommige zijn er 2 mogelijkheden!
Slide 2 - Diapositive
caro
frío
luminoso
moderno
amplio
bonito
antiguo
pequeño
malo
bonito
horrible
feo
clásico
oscuro
bueno
barato
grande
acogedor
estrecho
moderno
Slide 3 - Diapositive
Ezelsbruggetje ESTAR/HAY
Voor plaats/ ligging én tijdelijke fysieke of emotionele toestand gebruik je estar. (zich bevinden)
Voor woorden waar de of het (el, la, los, las) voor staat, gebruik je estar.
Slide 4 - Diapositive
Ezelsbruggetje ESTAR/HAY
Voor woorden waar de of het (el, la, los, las) voor staat, gebruik je estar.
Bij woorden waar een (un, una), een paar (unos, unas), telwoorden (dos, tres etc.) of een hoeveelheid (muchos, pocos) voor staat, gebruik je hay. (er is, er zijn, er ligt/liggen, hangt/hangen, staat/staan, zit/zitten)
Slide 5 - Diapositive
Hay un banco por aquí?
Sí, haymuchos bancos aquí.
¿Elbanco ING también está en el centro?
No, pero sí estáel banco Santander.
Is er een bank hier?
Ja, er zijn veelbanken hier.
Zit de ING-bank ook in het centrum?
Nee, maar de Santander-bank zit er wel.
ejemplo - voorbeeld
Slide 6 - Diapositive
Hay un libro en la mesa
Hay dos profesores en el aula
Hay muchos alumnos en el patio
El libro está en la mesa
Los profesores están en el aula
Los alumnos están en el patio
Slide 7 - Diapositive
Estar
Hay
nosotros
una amiga
un supermercado
la escuela
mucha gente
los leones
mis amigos
tres profesores
un gato
Slide 8 - Question de remorquage
HAY
ESTAR
SER
Zijn, Zich bevinden, Liggen
Zijn
un, una,
unos, unas
Er is /
Er zijn
en Barcelona
Pedro, María
alto, simpática
dos libros
de Barcelona
Profesora, policía
mucho/
poco
en el supermercado
triste (verdrietig)
enfermo (ziek)
guapo/-a
Holandés
Slide 9 - Question de remorquage
los pronombres posesivos
het is mijn huis-es mi casa
het is jouw boek--es tu libro
het huis is van mij-la casa es mía
het boek is van jou-el libro es tuyo
Slide 10 - Diapositive
Slide 11 - Diapositive
Slide 12 - Diapositive
Slide 13 - Diapositive
YO
TÚ
ÉL/ELLA/USTED
NOSOTROS
VOSOTROS
ÉLLOS/ELLAS USTEDES
MI(S)
TU(S)
SU(S)
VUESTRO(S)/
VUESTRA(S)
NUESTRO(S)/
NUESTRA(S)
SU(S)
Slide 14 - Question de remorquage
Slide 15 - Vidéo
Zet deze zinnen in het meervoud (plural) en vergeet het werkwoord (verbo) niet!