Als het zelfstandig naamwoord eindigt op medeklinker+y, dan krijg je -ies op het eind (city > cities / baby > babies / country > countries), de -y valt weg
Let op
Eindigt het zelfstandig naamwoord op -f, dan verandert de -f in -ves
(wolf > wolves / knife > knives)
Uitzonderingen 1
Sommige zelfstandig naamwoorden zijn altijd enkelvoud (hair / fish / sheep)
Sommige zelfstandig naamwoorden hebben een eigen meervoudsvorm
(man > men / child > children / tooth > teeth / foot > feet / mouse > mice)
Slide 10 - Diapositive
present
continuous
Slide 11 - Diapositive
present continuous
De present continuous is een vorm van de tegenwoordige tijd.
Je gebruikt de present continuous bij gebeurtenissendie:
nu bezig of
nu aan de gang zijn
Slide 12 - Diapositive
present continuous
Je maakt de present continuous met: to be (am / are / is) + hele werkwoord + ing
I am doing my homework right now.
You are making a mess.
Mike is talking to his neighbour.
Slide 13 - Diapositive
present continuous
Vorm:to be + hele werkwoord + ing
Bevestigend (+)
Ontkennend(-)
Vragend (?)
I am ('m) working.
I am not working.
Am I working?
You are ('re) working.
You are not (aren't) working.
Are you working?
He / She / It is ('s) working.
He / She / It is not (isn't) working.
Is he / she /it working?
We are ('re) working.
We are not (aren't) working.
Are we working?
You are ('re) working.
You are not (aren't) working.
Are you working?
They are ('re) working.
They are not (aren't) working.
Are they working?
Slide 14 - Diapositive
bezittelijke
voornaamwoorden
Slide 15 - Diapositive
possessive pronouns
Als je wilt uitdrukken dat iets van jou (of van iemand anders) is, kun je bezittelijke voornaamwoorden gebruiken, zoals jouw, mijn, zijn, gevolgd door datgene wat jij of iemand anders bezit. Bijvoorbeeld: mijn boek, jouw huis, zijn hond.
Slide 16 - Diapositive
possessive pronouns
Persoon Nederlands Engels Bezittelijk voornaamwoord
I mijn my My name is Kim.
you jouw your Your family's from Canada.
he zijn his His hobby is fishing.
she haar her Her name is Hannah.
it zijn (dier) its Its name is Kelsey (dog).
we onze our Our cat is very young.
you uw, jullie your Your friends live in Paris.
they hun their Their trip was great.
Slide 17 - Diapositive
Vandaag gaan we aan de slag met de Self-test om te kijken wat je al weet en wat je nog (extra) goed moet leren.
Het is belangrijk dat je de oefeningen maakt zonder in je boek of aantekeningen te kijken en zonder 'spellingscheck'.
Slide 18 - Diapositive
I ... (wear) my new leather shoes.
His parents ... (watch) TV this evening.
Mia can't come to the phone. She ... (do) the dishes.
Yessin ... (work) at the Bijenkorf right now?
I ... (not carry) my schoolbag. It's very heavy.
You ... (not look) very well today. What's up?
present continuous
Maak de zinnen af, gebruik de present continuous
Slide 19 - Diapositive
Slide 20 - Diapositive
present continuous
am wearing
are watching
is doing
is working
am not carrying
are not (aren't) looking
Slide 21 - Diapositive
I’m Marcus and this is ... garden.
My mother’s Susan and this is ... hat.
They are Robert and Adam and this is ... bedroom.
This is Marco and this is ... living room.
This is Rachel and this is ... sister.
We are friends ... hobbies are gardening and walking.
bezittelijke voornaamwoorden
Maak de zinnen af, gebruik een bezittelijk voornaamwoord
Slide 22 - Diapositive
Slide 23 - Diapositive
bezittelijke voornaamwoorden
my
her
their
his
her
our
Slide 24 - Diapositive
Vandaag gaan we aan de slag met de Self-test om te kijken wat je al weet en wat je nog (extra) goed moet leren.
Het is belangrijk dat je de oefeningen maakt zonder in je boek of aantekeningen te kijken en zonder 'spellingscheck'.
Slide 25 - Diapositive
> Open het boek op je iPad
> Ga naar Unit 3
> Kies voor Self-test
> Maak de volgende oefeningen:
- Vocabulary
- A or an
- Plural
> Maak een screenshot van 'resultaat' en upload deze