Unit 5.4 adjectives and adverbs

1 / 21
suivant
Slide 1: Diapositive
EngelsMiddelbare schoolvmbo g, tLeerjaar 2

Cette leçon contient 21 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 30 min

Éléments de cette leçon

Slide 1 - Diapositive

Adjectives and adverbs

Slide 2 - Diapositive

Slide 3 - Diapositive

Zoals je weet bestaat er in het Engels een vaste woordvolgorde: wie / doet / wat / waar / wanneer.

 

He - watched - a film - on television - last weekend.

Wie - doet - wat - waar - wanneer

Slide 4 - Diapositive

Je kunt ook een adjective (bijvoeglijk naamwoord) aan een zin toevoegen. Een adjective zegt iets over het zelfstandig naamwoord. Je zet ze dan voor het zelfstandig naamwoord.

He watched a funny film.
They bought a lovely dress.
We had a good time.

Slide 5 - Diapositive

Je kunt ook een adverb (bijwoord) aan een zin toevoegen. Een adverb zegt iets over het een werkwoord, een bijvoeglijk naamwoord of een ander bijwoord. 

He easily jumped over the fence.

Slide 6 - Diapositive

who
does
what
where
when
My friend
yesterday.
drove
her car
in town

Slide 7 - Question de remorquage

Op welke plek zet je het bijvoeglijk naamwoord?
She was (1) a (2) model (3) a while ago (4) .
'beautiful'

Slide 8 - Question ouverte

Op welke plek zet je het bijvoeglijk naamwoord?
(1) Ben is (2) baby (3).
'an adorable'

Slide 9 - Question ouverte


Jamie Oliver cooks ...
A
Fantastic
B
Fantasticly
C
Fantastically

Slide 10 - Quiz


This hamburger tastes ...
A
Awful
B
Awfully

Slide 11 - Quiz


Madonna is a ... singer.
A
Terribly
B
Terrible

Slide 12 - Quiz


That pizza smells ...
A
Nicely
B
Nice

Slide 13 - Quiz


He drives the car ...
A
Carefully
B
Careful

Slide 14 - Quiz

4. Jason speaks English very ...
A
good
B
well

Slide 15 - Quiz

5. I tried on the shoes and they fit me ...
A
perfect
B
perfectly

Slide 16 - Quiz

Which one is the adjective?
Welke is het bijvoeglijk naamwoord?
A
beautiful
B
well
C
normally
D
wonderfully

Slide 17 - Quiz

I think a Friesian horse is ...
A
beautiful
B
beautifully

Slide 18 - Quiz

adjective

Slide 19 - Carte mentale

adverb

Slide 20 - Carte mentale

Slide 21 - Diapositive