Past simple vs. Present perfect

Today's planning
  1. Herhaling grammar
    - Past simple
    - Present perfect

  2. Quiz + opdracht past simple & present perfect
1 / 18
suivant
Slide 1: Diapositive
EngelsMiddelbare schoolmavoLeerjaar 3

Cette leçon contient 18 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 1 vidéo.

time-iconLa durée de la leçon est: 50 min

Éléments de cette leçon

Today's planning
  1. Herhaling grammar
    - Past simple
    - Present perfect

  2. Quiz + opdracht past simple & present perfect

Slide 1 - Diapositive

Past simple
Wat
Past simple
Wanneer
Om aan te geven dat iets in het verleden is gebeurd.
Hoe
Met –ed OF een onregelmatige vorm.
Signaalwoorden
Yesterday, last week, last month, two days ago, four days ago, months ago, etc.
Voorbeelden
He walked her home last night.
I talked to him on the phone yesterday.
She tried to close her book but a fly got caught in between the pages.

Slide 2 - Diapositive

Past simple
Als in het verleden iets gebeurt, gebruik je de past simple 
The past simple eindigt vaak op -ed. 
Bevestigend
Ontkennend
Vragend
I played
You played
He/she/it played
We played
They played
You played
I did not play
You did not play
He/she/it did not play
We did not play
They did not play
You did not play
Did I play?
Did you play?
Did he/she/it play?
Did we play?
Did they play?
Did you play?

Slide 3 - Diapositive

Present perfect
Wat geeft het aan?:
  •  Iets is in het verleden begonnen en is nu nog bezig
  •  Iets is in het verleden gebeurd, en is nu nog zichtbaar
  •  Iets uit het verleden is nu nog belangrijk

Hoe maak je de present perfect?
have/has + voltooid deelwoord 

Slide 4 - Diapositive

Voorbeelden present perfect
  1. He has broken his leg.

  2. We have seen this movie already.

  3. I have worked here since I graduated school.

  4. Have you seen this place before

Slide 5 - Diapositive

Wat geeft de past simple aan?
A
iets is gebeurd in het verleden
B
iets is gebeurd in het verleden en is nog relevant
C
iets moet nog gebeuren
D
iets is nu aan de gang

Slide 6 - Quiz

Wat geeft de present perfect aan?
A
iets is gebeurd in het verleden
B
iets is gebeurd in het verleden en is nog relevant
C
iets moet nog gebeuren
D
iets is nu aan de gang

Slide 7 - Quiz

In 2000 Tom (be) ____ five years old

Slide 8 - Question ouverte

I (choose) Francis and Lewis for my lab-partners

Slide 9 - Question ouverte

My little sister (cross) the road without looking

Slide 10 - Question ouverte

I (learn) to ride a bike when I was four years old

Slide 11 - Question ouverte

Hoe maak je de present perfect?
A
have/has + ing
B
have + voltooid deelwoord
C
have/has + voltooid deelwoord
D
have/has + hele werkwoord

Slide 12 - Quiz

Welke zin is geen present perfect?
1. Yesterday, I went to the cinema
2. Have you seen my sister?
3. Has she been there before?
A
Zin 1
B
Zin 2
C
Zin 3

Slide 13 - Quiz

Welke zin geeft present perfect aan?
Zin 1: She has work to do
Zin 2: She has been at work since nine am.
Zin 3: I have to bring my books
A
zin 1
B
zin 2
C
zin 3

Slide 14 - Quiz

My mum (knit) since she was 13 years old

Slide 15 - Question ouverte

Our neighbour (play) the piano for 3 years now

Slide 16 - Question ouverte

Activity: past simple and present perfect
Wat ga je doen?
Luisteren naar een lied 

Opdracht:
De dikgedrukte woorden moet je past simple van maken

Maak van de onderstreepte woorden present perfect zinnen
Daarna?
Gezamenlijk nakijken

Slide 17 - Diapositive

Slide 18 - Vidéo