Bi-3H-13.1 en 13.2 Eten en Ademhalen (Paulien 2021)

13.1 Eten
13.1 Eten
1 / 32
suivant
Slide 1: Diapositive
BiologieMiddelbare schoolhavoLeerjaar 3

Cette leçon contient 32 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 1 vidéo.

Éléments de cette leçon

13.1 Eten
13.1 Eten

Slide 1 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Leerdoelen:

* Hoe dieren en planten eten 

* Hoe insecten, vissen en planten ademenen

* Hoe insecten, vissen en planten stoffen vervoeren in hun lichaam

*Hoe dieren en planten zich beschermen tegen kou en hitte 




Slide 2 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

begrippenlijst 13.1:
planteneters-plooikiezen-herkauwen- lang spijsverteringskanaal
vleeseters-knipkiezen-grote hoektanden- kort spijsverteringskanaal
alleseters-knobbelkiezen-"normaal" spijsverteringskanaal

E= B+T+P+U / Bewegen+Temperatuur-lichaam+Produceren cellen+Uitscheiding
Fotosynthese
Predatoren (roofdier)
Camouflage
Mimicry
Endocytose en exocytose

Slide 3 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

dierlijke cel
(geen celwand)
plantaardige cel
(celwand)

Slide 4 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Hoe kauwen dieren?
Planteneters - bijv. koeien
Plooikiezen malen het plantaardigvoedsel fijn

Vleeseters - bijv. honden
Grotere scherpere hoektanden en knipkiezen zo verscheuren ze hun prooi.

Alleseters - bijv. mensen en varkens. Zij eten plantaardig en dierlijk voedsel.
Snijtanden en hoektanden om het eten los te knippen en knobbelkiezen om het eten goed te malen

Slide 5 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Waardoor zijn honden slanker dan koeien?
Plantencellen hebben een celwand en zijn doordoor moeilijk fijn te kauwen en te verteren.

Het verteren van voedsel bij planteneters lukt daarom alleen als het lang genoeg in het verteringsstelsel zit. Planteneters hebben een lange darm die opgepropt zit in de buik. 

Dierlijke cellen hebben geen celwand en zijn daardoor makkelijk fijn te kauwen en te verteren.

Doordat er geen celwand aanwezig is is het vlees makkelijker te verteren en is het verteringsstelsel korter. Hond: 



Slide 6 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

planteneters
vleeseters
alleseters
lange darmen
korte darmen
middellange darmen
knip kiezen
plooi kiezen
knobbel kiezen

Slide 7 - Question de remorquage

Cet élément n'a pas d'instructions

De darmen van een potvis zijn 600 meter lang.
Wat weet je van zijn voeding?
A
Vleeseter / carnivoor
B
Planteneter / herbivoor
C
Alleseter / omnivoor
D
kan je niet weten

Slide 8 - Quiz

Planteneter of herbivoor, want de vertering van plantencellen kost veel tijd door de celwanden om de cellen, dus daarom een lang darmstelsel

energie balans
E = energie in eten 

B =energie om te bewegen
T = energie om warm te blijven
U = energie in uitwerpselen
P = energie nodig voor nieuwe cellen

(eenheid in  kJ)

Slide 9 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Energiebalans

Slide 10 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

13.1: Wat verandert er in de energiebalans wanneer ik snel ren
A
U
B
B
C
T
D
P

Slide 11 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

13.1: In de energiebalans is de U bij vleeseters kleiner dan bij planteneters
A
fout
B
goed

Slide 12 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

13.1: Wat verandert er in de energiebalans wanneer ik koorts heb
A
U
B
B
C
T
D
P

Slide 13 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Hoe eet een plant?
fotosynthese

Slide 14 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Hoe 'eten' planten
Groene planten maken zelf voedingsstoffen tijdens fotosynthese

De energie die nodig is om glucose te maken haalt de plant uit zonlicht. 

Van glucose maakt de plant voedingstoffen zoals: zetmeel, vetten en eiwitten.

Daarvoor zijn mineralen nodig, die zuigt de plant op met de wortels. 

Van de eiwitten groeit de plant vetten en zetmeel zijn reservestoffen.

Slide 15 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Waardoor worden organismen niet gegeten
Hoe voorkomen organismen dat ze worden opgegeten?

Camouflage --> door niet op te vallen in hun omgeving

Mimicry --> lijken op een ander gevaarlijk dier

Maken van bittere stoffen (soms giftig!)

Stekels zoals de roos of brandnetels

Verdediging door goede zintuigen en vluchten


Slide 16 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

*hoe eet een eencellige
endocytose (instulping)       exocytose (uitstulping)

Slide 17 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

13.1: In welke andere energie rijke stof(fen) kan glucose worden omgezet?
A
koolhydraten
B
eiwit
C
vet
D
zowel A,B,C

Slide 18 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Hoe krijgen eencellige voedsel binnen?
A
via de huidmondjes
B
via een klein bekje
C
via endocytose
D
via exocystose

Slide 19 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

 13.2 Ademhalen

Slide 20 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Leerdoelen 13.2
-Je leert hoe insecten adem halen
-Je leert hoe vissen zuurstof uit het water halen
J-e leert hoe planten aan zuurstof komen
-Je leert hoe sommige organismen overleven zonder zuurstof

Slide 21 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Begrippenlijst 13.2:
*insecten-stigma-tracheen-diffusie
*vissen-kieuwen-kieuwboog-kieuwplaatjes-lamellen-gaswisseling-tegenstroomprincipe
*Planten-fotosynthese-gaswisseling-huidmondjes
*darmflora-rottingsbacterien-alcoholische gist-melkzuurbacterie-melkzuurgisting

Slide 22 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Slide 23 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Slide 24 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Slide 25 - Vidéo

Cet élément n'a pas d'instructions

diffusie

Slide 26 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Slide 27 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Tegenstroom principe: Meer zuurstof
geen
tegen-
stroom
tegen-
stroom

Slide 28 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

gaswisseling plant
fotosynthese?
verbranding?


Huidmondjes

Slide 29 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Slide 30 - Lien

Cet élément n'a pas d'instructions

13.1 Eten en 13.2 Ademhalen

Maken en nakijken 13.1 : Opdr. 3, ,4 5, 8, 10,11, 12, 14, 15, 16, 17,
20 t/m 23, 26 t/m 28
 Maken en nakijken .13.2 Opdr. 3, 4, 6, 7, 9, 10 ,12, 14a, 16 ,18, 19

Slide 31 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Slide 32 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions