20c vanaf r.10

• Middelbare school

Wat is de naamval en functie van ταῦτα (r. 10)?

1. nominativus- onderwerp
2. accusativus - lijdend voorwerp
3. dativus - aanvulling ww
4. ablativus - BwB

Bij welk werkwoord hoort ταῦτα (r.10)?

1. εἰπούσῃ
2. ὠργίσθη

Wie of wat wordt bedoeld met
τῇ ταῦτα εἰπούσῃ (r. 10)

1. Penelope
2. Eurykleia
3. r. 7 t/m 9
4. r. 11 t/m 17

Welke aoristus is: ὠργίσθη (r. 10)?

1. sigmatisch
2. pseudosigmatisch
3. thematisch
4. passief

Welke aoristus is: εἶπες(r. 11)?

1. sigmatisch
2. pseudosigmatisch
3. thematisch
4. passief

Welke aoristus is: μετοχλίσαι (r. 12)?

1. sigmatisch
2. pseudosigmatisch
3. thematisch
4. passief

Welke aoristus is: ἔδειμα (r. 14)?

1. sigmatisch
2. pseudosigmatisch
3. thematisch
4. passief

Welke aoristus is: ἐποίησα (r. 15)?

1. sigmatisch
2. pseudosigmatisch
3. thematisch
4. passief

Welke aoristus is: ἀπέκοψα (r. 15)?

1. sigmatisch
2. pseudosigmatisch
3. thematisch
4. passief

Welke naamval en functie heeft:
τὴν ἡμετέραν κλίνην (r.11)

1. nominativus - onderwerp
2. accusativus - lijdend voorwerp
3. accusativus - bijwoordelijke bepaling
4. accusativus - van betrekking

Welke naamval en functie heeft:
τῇ ἀσκητῇ κλίνῃ (r.12-13)

1. dativus- meewerkend voorwerp
2. dativus- BwB modi (manier)
3. dativus- BwB na vz
4. dativus - aanvulling ww

Welke naamval en functie heeft:
ἣν (r.13)

1. nominativus - onderwerp
2. nominativus - naamwoordelijke deel
3. accusativus - lijdend voorwerp
4. accusativus - van betrekking

Welke naamval en functie heeft:
θάλαμον (r.14)

1. nominativus - onderwerp
2. nominativus - naamwoordelijke deel
3. accusativus - lijdend voorwerp
4. accusativus - BwB na vz

Welke naamval en functie heeft:
τὸ δένδρον (r.15)

1. nominativus - onderwerp
2. nominativus - naamwoordelijke deel
3. accusativus - lijdend voorwerp
4. accusativus - BwB na vz

Welke naamval en functie heeft:
ἀργύρῳ (r.17)

1. dativus- meewerkend voorwerp
2. dativus- aanvulling ww
3. dativus- BwB na vz
4. dativus- BwB instrumenti (middel)

Welke naamval en functie heeft:
ἡμῖν (r.17)

1. dativus- meewerkend voorwerp
2. dativus- aanvulling ww
3. dativus- bezit
4. accusativus - BwB instrumenti (middel)

Waarmee congrueert het ptc:
ἀναγιγνώσκουσα (r. 18)

1. Ἡ Πηνελόπεια
2. τὰ σήματα
3. ἃ
4. het ingesloten onderwerp

Waarmee congrueert het ptc:
Δακρύσασα (r. 19)

1. Ἡ Πηνελόπεια
2. τὰ σήματα
3. ἃ
4. het ingesloten onderwerp

Waarmee congrueert het ptc:
ἀμφιβαλοῦσα (r. 21)

1. Ἡ Πηνελόπεια
2. τὰ σήματα
3. ἃ
4. het ingesloten onderwerp

Wat is de determinatie van Δακρύσασα (r. 19)?

Wat is het antecedent van ἃ (r. 19)?

1. Ἡ Πηνελόπεια
2. τὰ σήματα
3. ἀναγιγνώσκουσα
4. Het ingesloten lijdend voorwerp

Welke tijd is: ἐτρέμιζεν (r. 18)

1. praesens
2. imperfectum
3. aoristus

Welke tijd is: ἔφηνεν(r.19)

1. praesens
2. imperfectum
3. aoristus

Welke tijd is: ἔκυσεν (r.21)

1. praesens
2. imperfectum
3. aoristus

Welke naamval en functie heeft:
τὰ σήματα (r. 18)

1. nominativus - onderwerp
2. accusativus - lijdend voorwerp
3. accusativus - van betrekking
4. accusativus -BwB

Welke naamval en functie heeft:
τῷ ἀνδρὶ (r. 20)

1. dativus- mv
2. dativus- BwB
3. dativus- van bezit
4. dativus-aanvulling ww

Naar wie/wat verwijst αὐτοῦ (r. 20)?

1. Odysseus
2. τὴν δείρην
3. τὴν κεφαλὴν φιλτάτην
4. Penelope