11.4 God straft zijn vijanden!

11.4 God straft zijn vijanden!
1 / 32
suivant
Slide 1: Diapositive
LatijnSecundair onderwijs

Cette leçon contient 32 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 50 min

Éléments de cette leçon

11.4 God straft zijn vijanden!

Slide 1 - Diapositive

Wat klopt i.v.m. de inhoud van het eerste deel van de tekst?
A
God wilde met de straf van Valerianus mensen na hem waarschuwen.
B
Valerianus behandelde zijn slaven slecht.
C
Valerianus overwon de Perzen.
D
De vijanden van God hadden een straf ondergaan.

Slide 2 - Quiz

r. 8 Wanneer behandelde koning Sapor Valerianus als een onbenullige slaaf?
A
telkens als Sapor een reis gemaakt had
B
telkens als Valerianus voor S. een reis moest maken.
C
telkens als Sapor een reis moest maken
D
telkens als Valerianus naar S. toe moest komen.

Slide 3 - Quiz

r. 9 Wie is sibi?

Slide 4 - Question ouverte

Wie is Romanum?

Slide 5 - Question ouverte

Hoeveel bevelen geeft Sapor
A
1
B
2
C
3
D
4

Slide 6 - Quiz

r. 10 Wat denk je dat de bedoeling is van Sapor?

Slide 7 - Carte mentale

Welke woorden worden door et (r. 10) verbonden?
inclinare
iubebat
praebere
imposito
utebatur

Slide 8 - Question de remorquage

Welke wijs en tijd is imposito
A
part. praes.
B
ind. praes.
C
part. perf.
D
gerundium

Slide 9 - Quiz

Hoe is imposito gebruikt?
A
verbonden part.
B
gezegde van een losse ablatief
C
deel van een passieve voltooide tijd
D
zelfstandig

Slide 10 - Quiz

Vul de vertaling van de losse ablatief aan: nadat hij ...

Slide 11 - Question ouverte

r. 10 wie is hoste

Slide 12 - Question ouverte

Valerianus
Sapor

Slide 13 - Question de remorquage

r. 10-11: ad adscendendum vehiculum aut equum: waarvoor gebruikte hij hem?

Slide 14 - Question ouverte

r. 12 Wat is het antecedent van quod?

Slide 15 - Question ouverte

r. 12 Welke naamval is Romanis?
A
genitief
B
ablatief
C
datief

Slide 16 - Quiz

quod Romanis in monumentis pingendum esset
A
wat op Romeinse monumenten geschilderd is
B
wat Romeinen op monumenten moesten schilderen
C
wat op Romeinse monumenten geschilderd was
D
wat door Romeinen op monumenten geschilderd moet worden.

Slide 17 - Quiz

bwb hp
bwb tijd
mv
lv
onderwerp
nwg
talis
vita
per
aliquod
tempus
illi
victo
imperatori
agenda
erat.

Slide 18 - Question de remorquage

Vertaal r. 13.

Slide 19 - Question ouverte

Zeg in je eigen woorden wat er met r. 14 bedoeld wordt.

Slide 20 - Question ouverte

r. 15-16: waarvoor deed de zoon van Valerianus niets?

Slide 21 - Question ouverte

Waarom staat tamen er terecht?

Slide 22 - Carte mentale

r. 17 Welke vertaling van repetere past hier?

Slide 23 - Question ouverte

r. 18 postquam ... finivit: wat gebeurde er dus met Valerianus?

Slide 24 - Question ouverte

Slide 25 - Diapositive

Is dit wat er gebeurde?
A
ja
B
eerder ja
C
eerder nee
D
nee

Slide 26 - Quiz

r. 19 Geef naamval, genus en getal van tincta (afkortingen maar geen punten)

Slide 27 - Question ouverte

r. 20 Wie of wat is eam?
A
Sapor
B
de kleur
C
Valerianus
D
de huid

Slide 28 - Quiz

r. 20 Was het een Perzische of een Romeinse tempel?
A
Perzisch
B
Romeins

Slide 29 - Quiz

r. 20-21 Wat besliste Sapor?

Slide 30 - Question ouverte

r. 21 Hoe weet je dat ostendendam geen gerundium is?

Slide 31 - Question ouverte

Waarom moest die huid volgens jou getoond worden?

Slide 32 - Carte mentale