Qu'est-ce que LessonUp
Rechercher
Canaux
Connectez-vous
S'inscrire
‹
Revenir à la recherche
Bespreking Grammaticaoefeningen Tekst 17C
1. τὴν (r.1): Bij welk znw hoort dit lidwoord?
A
Κίρκης
B
οἰκίαν
C
πρὸς
D
ἀφικόμενος
1 / 15
suivant
Slide 1:
Quiz
Grieks
Middelbare school
vwo
Leerjaar 3
Cette leçon contient
15 diapositives
, avec
quiz interactifs
.
Commencer la leçon
Partager
Imprimer la leçon
Éléments de cette leçon
1. τὴν (r.1): Bij welk znw hoort dit lidwoord?
A
Κίρκης
B
οἰκίαν
C
πρὸς
D
ἀφικόμενος
Slide 1 - Quiz
2. ἐξελθοῦσα (r.3):
a. In welke tijd staat dit ptc?
A
praesens
B
imperfectum
C
futurum
D
aoristus
Slide 2 - Quiz
2. ἐξελθοῦσα (r.3):
b. Waarmee congrueert dit participium?
A
οἰκίαν
B
μὲ
C
Κίρκη (niet in de tekst uitgedrukt)
D
τὴν
Slide 3 - Quiz
2. ἐξελθοῦσα (r.3):
c. Welk voegwoord ga je kiezen?
A
nadat
B
terwijl
C
omdat
D
hoewel
Slide 4 - Quiz
3. Εἰσαγαγοῦσα (r.3): moet je dit ptc gelijktijdig of voortijdig vertalen?
A
voortijdig
B
gelijktijdig
Slide 5 - Quiz
4. ἐκρύψατο (r.5): is ἐκρύψατο gelijktijdig met ἐποίει of voortijdig?
A
gelijktijdig
B
voortijdig
Slide 6 - Quiz
5. πιόντα (r.6): a. In welke naamval staat dit ptc en waarmee congrueert het dus?
A
acc. ev., congrueert met τὸ ποτὸν
B
acc. mv., congrueert met τὸ ποτὸν
C
acc. ev., congrueert met Ἐμὲ
Slide 7 - Quiz
5. πιόντα (r.6): b. Moet je het voortijdig of gelijktijdig vertalen met ἔτυψε?
A
voortijdig
B
gelijktijdig
Slide 8 - Quiz
6. ἐλθὼν (r.7): a. Benoem de vorm
A
ptc praesentis van ἔρχομαι, nom. ev. vrouwelijk
B
ptc praesentis van ἔρχομαι, nom. ev. mannelijk
C
ptc aoristi van ἔρχομαι, nom. ev. mannelijk
D
ptc aoristi van ἔρχομαι, nom. ev. vrouwelijk
Slide 9 - Quiz
6. ἐλθὼν (r.7): b. Verwijst dit ptc naar een moment uit het verleden of in de teokomst?
A
verleden
B
toekomst
Slide 10 - Quiz
7. ὡς βουληθείς (r.11): Wat betekent ὡς + ptc?
A
omdat (objectieve reden)
B
zoals
C
dat
D
omdat (subjectieve reden)
Slide 11 - Quiz
8. ἔλεγε (r.15): a. In welke tijd staat deze vorm?
A
aoristus
B
praesens
C
imperfectum
D
perfectum
Slide 12 - Quiz
8. ἔλεγε (r.15): b. Wat wil de schrijver met het gebruik van deze tijd onderstrepen?
A
dat de handeling van het subject onvoltooid was
B
dat de handeling van het subject voltooid was
C
dat de handeling van het subject in het verleden was
D
dat de handeling van het subject in het heden was
Slide 13 - Quiz
9. γυμνωθέντα (r.20): a. In welke naamval staat dit ptc?
A
nominativus ev. mannelijk
B
accusativus ev. mannelijk
C
nominativus mv. onzijdig
D
accusativus mv. onzijdig
Slide 14 - Quiz
10. Geef uit de regels 16-23 twee voorbeelden van een ptc van een sigmatische aoristus
A
ποιήσασα (r.18) & παρακελευσαμένη (r.19)
B
ποιήσασα (r.18) & γυμνωθέντα (r.20)
C
γυμνωθέντα (r.20) & λῦσον (r.23)
D
ἀνήνορα & ποιῆσαι (r.21)
Slide 15 - Quiz
Plus de leçons comme celle-ci
werkwoordtraining
Novembre 2022
- Leçon avec
22 diapositives
Grieks
Middelbare school
vwo
Leerjaar 6
§6.5 Werkwoord: vorming van het participium aoristus
Février 2022
- Leçon avec
33 diapositives
Grieks
Middelbare school
vwo
Leerjaar 3
24C 5-10
Janvier 2020
- Leçon avec
40 diapositives
Middelbare school
'Twee wegen' (herhaling verleden tijden/aspecten + BVBzin)
Janvier 2024
- Leçon avec
30 diapositives
Grieks
Secundair onderwijs
G3 Grieks - Argo les 22 Vertaling
Janvier 2021
- Leçon avec
11 diapositives
Grieks
Secundair onderwijs
pallas 22A
Septembre 2019
- Leçon avec
34 diapositives
Grieks
Middelbare school
vwo
Leerjaar 4
20c vanaf r.10
Juin 2019
- Leçon avec
27 diapositives
Middelbare school
27A va r. 12
Novembre 2021
- Leçon avec
17 diapositives
Latijn
Middelbare school
vwo
Leerjaar 4