hst 2 herhaling

Vandaag:
- herhalen herhalen herhalen.
1 / 33
suivant
Slide 1: Diapositive
VerkoopcijfersMBOStudiejaar 1,2

Cette leçon contient 33 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 60 min

Éléments de cette leçon

Vandaag:
- herhalen herhalen herhalen.

Slide 1 - Diapositive

Vorige les
Hoofdstuk 1.1: Handel
Hoofdstuk 1.2: Omzet & afzet
Hoofdstuk 1.3: Brutowinst
Hoofdstuk 1.4: Inkoopwaarde van de omzet (IWO)
Hoofdstuk 1.5: Winstberekening
Hoofdstuk 1.6: Consumentenprijs en BTW
Zijn er over deze stof nog vragen?
In de volgende hoofdstukken heb je deze kennis ook weer nodig!

Slide 2 - Diapositive

Het vak Verkoopcijfers
Hoofdstuk 1: winstberekening
Hoofdstuk 2: Omzet, verkoopprijs en BTW
Hoofdstuk 3: Gegvens verzamelen en ordenen
Hoofdstuk 4: presenteren van verkoopcijfers
Hoofdstuk 5: Omzetprognoses

Slide 3 - Diapositive

Hoofdstuk 2: 
Verkoopprijs bepalen

  • 2.1: Verkoopprijs berekenen
  • 2.2: Brutowinst op de inkoopprijs
  • 2.3: Brutowinst van de verkoopprijs
  • 2.4: BTW berekenen en verrekenen

Slide 4 - Diapositive

Hoofdstuk 2.1: 
Verkoopprijs berekenen

Bij het vaststellen van de verkoopprijs zijn er twee belangrijke vragen:
- Wat wil de consument voor een product betalen?
- Hoe kun je de gemaakte kosten met de verkoop van artikelen terugverdienen? 

Slide 5 - Diapositive

Kosten terug verdienen
De kosten kun je terugverdienen met de brutowinst
Als er na aftrek van deze kosten nog iets over blijft maak je (netto)winst! 

Slide 6 - Diapositive

Opbouw van de verkoopprijs

Slide 7 - Diapositive

De formules:
verkoopprijs - inkoopprijs = brutowinst
dus ook:
Inkoopprijs + brutowinst = verkoopprijs
en ook:
Verkoopprijs - brutowinst = inkoopprijs

Slide 8 - Diapositive

Een artikel wordt ingekocht voor €24,50. De brutowinst wat gehaald moet worden is €6,50. Wat is de verkoopprijs
A
€ 30,-
B
€31,-
C
€ 18,-
D
€ 19,-

Slide 9 - Quiz

Als een artikel verkocht word voor €119,95 en is ingekocht voor €67,35 wat is dan de brutowinst

Slide 10 - Question ouverte

2.2 brutowinst op de inkoopprijs
Vanuit het hoofdkantoor krijg je vaak een brutowinstopslag. Een percentage die bovenop de inkoopprijs wordt gerekend om de verkoopprijs te berekenen. 
Procentueel betekend dit dat de inkoopprijs 100% is!
 Immers een percentage in verhouding tot de inkoopprijs wordt er bovenop gedaan. 
De verkoopprijs wordt dus altijd méér dan 100%!!

Slide 11 - Diapositive

brutowinst op de inkoopprijs
Nu in een schema!

Inkoopprijs                   100%
Brutowinstopslag       43% +
Verkoopprijs                143%

Slide 12 - Diapositive

brutowinst op de inkoopprijs
Nu in een schema!

Inkoopprijs                   100%          € 45,00
Brutowinstopslag       43% +
Verkoopprijs                143%

Slide 13 - Diapositive

brutowinst op de inkoopprijs
Nu in een schema!

Inkoopprijs                   100%          € 45,00
Brutowinstopslag       43% +      €  19,35
Verkoopprijs                143%

Slide 14 - Diapositive

brutowinst op de inkoopprijs
Nu in een schema!

Inkoopprijs                   100%          € 45,00
Brutowinstopslag       43% +      €  19,35
Verkoopprijs                143%          € 64,35

Slide 15 - Diapositive

brutowinst op de inkoopprijs
LET OP!!! dit schema kan ook in een andere volgorde staan:

Verkoopprijs                143%          € 64,35
Brutowinstopslag       43%   -     €  19,35
Inkoopprijs                   100%          € 45,00

Slide 16 - Diapositive

brutowinst op de inkoopprijs
LET OP!!! dit schema kan ook in een andere volgorde staan:

Verkoopprijs                143%          € 64,35
Inkoopprijs                   100%  -      € 45,00
Brutowinstopslag       43%           € 19,35

Slide 17 - Diapositive

Nu als een plaatje:

Slide 18 - Diapositive

Brutowinstopslag berekenen
Je moet de brutowinstopslag ook naar een percentage om kunnen rekenen! 
Formule daarvoor:

inkoopwaardebrutowinstx100=brutowinstopslag

Slide 19 - Diapositive

Hoofdstuk 2.4:
BTW berekenen en verrekenen

Wat is nu eigenlijk btw?
btw is de afkorting voor belasting over de toegevoegde waarde.
Deze belasting wordt door de consument betaald en ge-int door de detailhandel. Deze moeten dit vervolgens weer overmaken aan de belastingdienst. 
btw wordt ook wel omzetbelasting genoemd! 

Slide 20 - Diapositive

Hoofdstuk 2.4: 
BTW berekenen en verrekenen

De btw die jij krijgt van je klanten moet je dus afdragen aan de belastingdienst. 
Je mag als bedrijf hierbij de btw die jij al hebt betaald bij de inkoop van goederen en diensten verrekenen! 
Dus:
Af te dragen btw = ontvangen btw - betaalde btw

Slide 21 - Diapositive

We bespreken nu het rekenvoorbeeld op pagina 55

Slide 22 - Diapositive

Een winkel heeft een consumenten-omzet van €356.950,- De IWO bedroeg €210.000. Bereken welk bedrag deze winkel nog moet af dragen aan de belastingdienst

Slide 23 - Question ouverte

BTW rekenvoorbeeld

Slide 24 - Diapositive

BTW rekenvoorbeeld

Slide 25 - Diapositive

BTW rekenvoorbeeld

Slide 26 - Diapositive

2.5 eisen aan de factuur
Een factuur is een andere naam voor: 
-Rekening
- Nota
- kwitantie
-Betaalbewijs
-Bon
De factuur moet voldoen aan de regels van de belastingdienst! 

Slide 27 - Diapositive

welke eisen heeft de belastingdienst?

Slide 28 - Diapositive

Slide 29 - Diapositive

Slide 30 - Diapositive

Slide 31 - Diapositive

Slide 32 - Diapositive

Aan de slag 
Maak de plus opdrachten 30 t/m 33 van hoofdstuk 2

Slide 33 - Diapositive