extra grammmatica wederende werkwoorden

Wederkerende werkwoorden
1 / 20
suivant
Slide 1: Diapositive
NT2Middelbare schoolvwoLeerjaar 3

Cette leçon contient 20 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 60 min

Éléments de cette leçon

Wederkerende werkwoorden

Slide 1 - Diapositive

Vervoegen
Wederkerende werkwoorden hebben in het Nederlands ‘zich’ ervoor staan, bijvoorbeeld: ‘zich vergissen’. Als het onderwerp ‘ik’ is, vervoeg je het werkwoord als volgt: ‘ik vergis me’.  
ik  - me        Wij - ons
jij - je            Jullie - je
U- zich         Zij - zich
Hij/zij - zich                 

Slide 2 - Diapositive

Slide 3 - Diapositive

Plaats in de zin
Ik verveel me. (positie 3, na het wederkerend werkwoord)
Verveel je je? (weer positie 3, na het onderwerp)

Slide 4 - Diapositive

Voorbeelden
zich wassen
zich snijden
zich aankleden
zich afmelden
zich voelen
zich melden

Slide 5 - Diapositive


Deze werkwoorden zijn altijd wederkerend
zich bemoeien 
zich ergeren
zich gedragen
zich uit de voeten maken
zich ontfermen
zich schamen
zich uitsloven
zich vergissen
zich verschuilen
zich verslapen
zich verslikken verspreken
zich voornemen

Slide 6 - Diapositive


Deze werkwoorden zijn soms wederkerend


(zich) amuseren
(zich) bezeren
(zich) aankleden
(zich) scheren
(zich) verwonden
(zich) vermaken
(zich) wassen

Slide 7 - Diapositive

De kinderen vervelen ......... op school.
A
hun
B
zich
C
hen
D
je

Slide 8 - Quiz

Bent u .......... ervan bewust dat dit een stiltecoupé is?
A
zich
B
me
C
jou
D
uw

Slide 9 - Quiz

Wij verkleden ..... tijdens de pauze
A
jullie
B
ons
C
je
D
zich

Slide 10 - Quiz

Heeft u ............. wel eens ................. wat de economische crisis voor uw leven betekent? (zich afvragen)

Slide 11 - Question ouverte

Wij vragen .......... af wanneer de bijeenkomst afgelopen is.

Slide 12 - Question ouverte

Johan had ............. slecht ............. het sollicitatiegesprek ................
(zich voorbereiden op)

Slide 13 - Question ouverte

Vroeger ........... werknemers .......... moeilijker ........., aan het hoge tempo op de werkvloer. (zich aanpassen)

Slide 14 - Question ouverte

Door corona ........... een groot aantal werknemers ........... vorige week ...........
(zich ziek melden, voltooide tijd)

Slide 15 - Question ouverte

Wat moeilijker nu..
Herschrijf de zin en gebruik daarbij een wederkerend werkwoord.

Slide 16 - Diapositive

U moet beseffen dat het starten van een eigen bedrijf niet makkelijk is.
(zich realiseren)

Slide 17 - Question ouverte

Als je promotie wil maken moet je nieuwe dingen blijven leren.
(zich ontwikkelen)

Slide 18 - Question ouverte

De winkelstraten zijn rechts van het oude centrum.
(bevinden zich)

Slide 19 - Question ouverte

Je dacht niet goed na over de onderwerpen van het mondeling examen.
(zich goed voorbereiden op)

Slide 20 - Question ouverte