Toets bespreken + Mindmap

De Grieken
Geschiedenis
VG1B
25/10/2021
1 / 15
suivant
Slide 1: Diapositive
GeschiedenisMiddelbare schoolvwoLeerjaar 1

Cette leçon contient 15 diapositives, avec diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 50 min

Éléments de cette leçon

De Grieken
Geschiedenis
VG1B
25/10/2021

Slide 1 - Diapositive

Deze les
Doelen: 
Je hebt aan het einde van deze les meer duidelijkheid over je cijfer van de toets. 
Je hebt aan het einde van de les een mindmap gemaakt over de dingen die je al weet van de Grieken.

Slide 2 - Diapositive

Vraag 1
3p. Geef de betekenis van de volgende begrippen: 
a. Neanderthaler: Uitgestorven mensensoort die naast de moderne mens heeft geleefd. 
b. Landbouw: Een middel van bestaan waarbij je leeft van akkerbouw en veeteelt 
c. Specialisatie: Een verandering waarbij mensen niet alles zelf maken, maar zich toeleggen op één beroep. 

Slide 3 - Diapositive

Vraag 2
2p. Zet de volgende gebeurtenissen in de juiste volgorde van tijd, van vroeger naar later. Noteer alleen de letters. 
 
A. De Homo Sapiens doet aan jagen en verzamelen 
B. De eerste landbouw ontstaat in het Midden-Oosten 
C. Ontstaan van stedelijke gemeenschappen 
D. In Egypte doet men aan irrigatielandbouw 
E. De oerknal 

Antwoord: E – A – B – D – C  

Slide 4 - Diapositive

Vraag 3
2p. Naar welke periode heeft deze archeoloog onderzoek gedaan? Naar de historie of naar de prehistorie? Leg je antwoord uit met behulp van de bron. 
 
Bron 1 
‘Gisteren zijn we ver de woestijn ingetrokken om opgravingen te doen. Het duurde erg lang, maar uiteindelijk hebben we verschillende vondsten gedaan. We vonden scherven van potten en stenen in de vorm van wat leek op gereedschap. Daarnaast vonden we een grote steen waar afbeeldingen opstonden van runderen en mensen met speren. Waarschijnlijk zijn dat de dieren waarop deze bevolking gejaagd heeft. We zochten verder, maar vonden niets meer. Nu wordt het puzzelen of we kunnen ontdekken hoe deze stammen geleefd hebben.’ 

Slide 5 - Diapositive

Antwoord Vraag 3
Naar de prehistorie. De archeoloog vindt alleen ongeschreven bronnen en stenen voorwerpen, die duiden op de periode van de prehistorie/steentijd. 

Slide 6 - Diapositive

Vraag 4
2p. Leg uit welk gevolg de agrarische revolutie had voor de sociale verschillen tussen mensen.

Voor de agrarische revolutie waren de sociale verschillen klein omdat groepen kleiner waren en men samen beslissingen nam/er was weinig verschil in bezit omdat mensen rondtrokken 
Na de agrarische revolutie werden de sociale verschillen groter omdat de groepen groter werden en leiders opstonden/er kwamen meerdere beroepen waardoor er ook verschil ontstond qua rijkdom 

Slide 7 - Diapositive

Vraag 5 (2p)
Jagers-Verzamelaars
Boeren
Rondtrekken
Eetbare wortels uitgraven
Akkerbouw
Gevaar voor besmettelijke veeziektes
Vaste woonplaats
Melken van dieren

Slide 8 - Diapositive

Vraag 6
2p. De vondst van dit voorwerp bewijst dat de agrarische revolutie in Nederland heeft plaatsgevonden. Leg dit uit. 
(Bron 2 Een ijzeren ploegschaar uit ca. 100 v.C., gevonden in Nederland. Een ploegschaar is een onderdeel van een ploeg, die werd gebruikt voor het omploegen van akkers. )

Antwoord: Agrarische revolutie is de overgang van jagen en verzamelen naar de landbouw als belangrijkste bestaansmiddel 
De bron is een bewijs omdat het een voorwerp is wat gebruikt werd bij omploegen van de akkers. Akkers werden bewerkt door boeren dus een bewijs voor akkerbouw/landbouw 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 

Slide 9 - Diapositive

Vraag 7
2p. Juist of onjuist? Noteer alleen de letter met daarachter ‘juist’ of ‘onjuist’.  
 
a. In de tijd van jagers en verzamelaars was het de taak van de mannen om voor voedsel te zorgen: zij jaagden en verzamelden bessen en wortels. - Onjuist
b. De overgang naar landbouw zorgde ervoor dat de boeren gevarieerder gingen eten dan jagers en verzamelaars. - Onjuist
c. Akkerbouw was er eerder dan veeteelt. -Juist
d. De vrouwen hadden in Egypte dezelfde rechten als mannen. - Onjuist

Slide 10 - Diapositive

Vraag 8
2p. Wanneer leefden de Egyptenaren in grotere groepen: in 5000 v.C. of in 2000 v.C.? Leg je antwoord uit.

Antwoord: In 2000 v.C. Toen was er in Egypte landbouw ontstaan en ontstonden er de eerste  
eerste steden en gingen er dus grotere groepen bij elkaar wonen.

Slide 11 - Diapositive

Vraag 9
2p. Lees onderstaande zinnen. Kies in elke zin uit ‘oorzaak’ of ‘gevolg’. Noteer alleen de letter met daarachter ‘oorzaak’ of ‘gevolg’. 
 
a. Toename van de bevolking was een oorzaak – gevolg van de overgang naar landbouw in het Midden-Oosten. 
b. Het ontstaan van andere beroepen was een oorzaak – gevolg van de overgang naar landbouw. 
c. De jaarlijkse overstroming van de Nijl was een oorzaak – gevolg van de uitvinding van de irrigatielandbouw. 
d. De opbloei van de handel was een oorzaak – gevolg van de uitvinding van de irrigatielandbouw. 

Slide 12 - Diapositive

Vraag 10
2p. Volgens Herodotus ging er in de Egyptische landbouw een heleboel ‘vanzelf’.  
- Leg uit wat hij daarmee bedoelde, en 
- Leg uit dat de Egyptenaren het daar niet mee eens zouden zijn. 
 
Bron 3 De Griekse schrijver Herodotus (485-420 v.C.) schreef over Egypte. 
De bewoners rondom de Nijl kunnen makkelijker landbouw bedrijven dan alle andere volken. Zij hoeven geen moeite te doen om met de ploeg het land te bewerken, terwijl andere volken zich moeten afmatten op het veld. Wanneer de rivier vanzelf gekomen is en de akkers onder water gezet heeft, en wanneer daarna het waterpeil weer zakt, dan bezaait elke boer zijn eigen akker. Vervolgens laten de boeren hun zwijnen het zaad in de grond trappen. Daarna hoeven zij alleen de oogsttijd af te wachten. 

Slide 13 - Diapositive

Antwoord vraag 10
-Herodotus bedoelde dat de Nijl jaarlijks overstroomt en zorgt voor water: daarvoor hoeven de Egyptenaren niets te doen. (1p)  
-De Egyptenaren zouden het daar niet mee eens zijn, want zij verrichtten veel werk om te zorgen dat hun akkers voldoende water kregen. Zo groeven zij bijvoorbeeld kanalen. (Dit heet irrigatielandbouw.) (1p) 

Slide 14 - Diapositive

Mindmap
Wat? Mindmap 
Met Wie? Individueel. Na 10 minuten uitwisselen. 
Hoe? In je schrift. 
Hulp? Gebruik je boek. 
Tijd? 10 minuten individueel. Daarna 5 minuten uitwisselen. 
Uitkomst? 1 grote, klassikale mindmap. 
Klaar? Versier je mindmap met tekeningen. 

Slide 15 - Diapositive