week 2

leerdoelen
  • Je kunt zes groepen voedingsstoffen met hun functies en kenmerken noemen.
  • Je kunt aangeven hoe glucose en zetmeel kunnen worden aangetoond met een indicator.
  • Je kunt met behulp van de schijf van vijf adviezen voor een gezonde voeding en leefstijl geven.
  • Je kunt factoren noemen die van invloed zijn op de grondstofwisseling en op de verbranding in organismen.

1 / 28
suivant
Slide 1: Diapositive
BiologieMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 4

Cette leçon contient 28 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 3 vidéos.

Éléments de cette leçon

leerdoelen
  • Je kunt zes groepen voedingsstoffen met hun functies en kenmerken noemen.
  • Je kunt aangeven hoe glucose en zetmeel kunnen worden aangetoond met een indicator.
  • Je kunt met behulp van de schijf van vijf adviezen voor een gezonde voeding en leefstijl geven.
  • Je kunt factoren noemen die van invloed zijn op de grondstofwisseling en op de verbranding in organismen.

Slide 1 - Diapositive

Slide 2 - Diapositive

voedingsvezel: alleen uit planten, zorgt voor betere darmperistaltiek

Slide 3 - Diapositive

In welk voedingsmiddel zitten de meeste eiwitten?
A
boterham
B
appel
C
glas melk
D
courgette

Slide 4 - Quiz

Slide 5 - Diapositive

Slide 6 - Diapositive

Slide 7 - Diapositive

Slide 8 - Diapositive

vitaminen

Slide 9 - Diapositive

Slide 10 - Diapositive

indicator = aantoonstof
indicator voor zetmeel = joodoplossing

joodoplossing is normaal geel-bruin
joodoplossing + zetmeel is blauw-paars

Slide 11 - Diapositive

Slide 12 - Vidéo

Je kunt met behulp van de schijf van vijf adviezen voor een gezonde voeding en leefstijl geven.

Slide 13 - Diapositive

Schijf van vijf
oud
nieuw

Slide 14 - Diapositive

Slide 15 - Vidéo

Schijf van vijf

Slide 16 - Diapositive

Slide 17 - Vidéo

Je kunt factoren noemen die van invloed zijn op de grondstofwisseling en op de verbranding in organismen.

Slide 18 - Diapositive

energiefactoren grondstofwisseling
Calorieën of kilojoule = maat voor energie
  • Man-vrouw (man zo’n 2500 calorieën, vrouw 2000)
  • Leeftijd
  • Groote van lichaam (lengte, gewicht)
  • Omgevingstemperatuur
Grondstofwisseling = energieverbruik als je niks doet (je lichaam in stand houden.
Verdere verbranding om te kunnen lopen en dergelijke.

Slide 19 - Diapositive

Ruststofwisseling
  • Energieverbruik in rust
  • Ademhaling, hartslag, bewegen darmen, werking nieren
  • lichaamstemperatuur 50%

Slide 20 - Diapositive

Energieverbruik in je lichaam| Kilojoule -> Kcal = /4,2
                                                         | Kcal -> Kilojoule = x4,2

Slide 21 - Diapositive

GEBREKSZIEKTE
WELVAARTZIEKTE
Te veel of ongezond eten
Te weinig of eenzijdige voeding
Meestal vitamine / mineralen
Meestal vetten / koolhydraten
hartziekten
obesitas
bloedarmoede
scheurbuik

Slide 22 - Question de remorquage

Samenvattend: sleep de (voeding)stoffen naar de juiste functies (meerdere opties mogelijk!)
Energierijke stof
Bouwstof
Beschermende stof
Reserve stof
Water
Mineralen
Vetten
Eiwitten
Vitaminen
Koolhydraten
Vezels

Slide 23 - Question de remorquage

Welke adviezen voor gezonde voeding hebben te maken met voedingsvezel? 
Waar
Niet waar
eet veel groente en fruit
eet producten met onverzadigd vet
Eet meer plantaardig en minder vlees
Eet vooral volkoren
Drink dorstlessers zonder suiker
Niet te veel en niet te vaak

Slide 24 - Question de remorquage

mineralen hebben als functie in de voeding
A
reserverstof en bouwstof
B
reserverstof en brandstof
C
beschermende stof en bouwstof
D
beschermende stof en brandstof

Slide 25 - Quiz

Wat is geen advies van het Voedingscentrum voor gezonde voeding?
A
Eet gevarieerd
B
Eet niet teveel en beweeg voldoende
C
Eet veel groenten, fruit en volkoren brood
D
Eet zo weinig mogelijk onverzadigd vet

Slide 26 - Quiz

welke zijn allemaal gezonde voeding

A
water, fruit, groente, frisdrank en pizza
B
water, ei, melk, brood, fruit, groente en groente pizza
C
water, peer, mayo, appel, banaan en perzik
D
aardappels, broccoli, kipfilet, water, ei en kalkoen

Slide 27 - Quiz

Ongezonde voeding kan leiden tot:
A
suikerziekte
B
hart en vaatziekte
C
overgewicht
D
alle bovengenoemde

Slide 28 - Quiz