Cette leçon contient 10 diapositives, avec quiz interactif, diapositives de texte et 1 vidéo.
La durée de la leçon est: 50 min
Éléments de cette leçon
Dat ziet er lekker uit........
Slide 1 - Diapositive
Hoe zoet is de JAM?
Lesdoel: Aan het einde van de les....
snap je dat ingredienten vaak per 100 gram worden uitgedrukt
begrijp je de kracht van percentages als je iets wilt vergelijken
kan je op 2 manieren percentages uitrekenen
zie je dat 25 van de 100gram gelijk staat aan 1/4 of 0,25 en 25%
Slide 2 - Diapositive
De pot aardbeienjam op de 1e slide leek vol fruit te zitten. Kijk eens goed naar de pot marmalade hieronder. Het etiket laat in vrolijke kleuren ook weer een groot stuk fruit zien. Maar wat zit er eigenlijk in in zo'n pot?
Maak de volgende som in je uitrekenschrift:
Som 1:
Slide 3 - Diapositive
- de hele pot bestaat uit 450 gram.
- van elke 100 gram is 25 gram vruchten (is 1/4 ofwel 25gram van 100 gram = 25%)
- van elke 100 gram is 66 gram SUIKER (is 66/100 ofwel 2/3 wat het zelfde is als 66%)
Dus... 2/3 van de hele pot is gewoon suiker(oei, oei, oei, oei, oei, oei) = 66%
en slechts 1/4 van de hele pot bestaat uit vruchten = 25%
66% + 25% = 91%.
Er blijft dus 9% over voor andere stoffen zoals smaakversterkers en bindmiddelen.
Tweederde van de pot marmelade was domweg gewoon suiker.
Maar wat moet je doen als je twee of meer potten wilt vergelijken die niet de zelfde inhoud hebben en als de ingredienten niet per 100gram worden vermeld???????
Reken alles om naar 100 gram en/of maak er procenten van!
Slide 4 - Diapositive
En dat is wat je dus hiernaast
moet gaan doen.De potten jam
verschillen qua inhoud. Tevens
wordt alleen de totale hoeveelheid
suiker per pot gegeven. Welke jam
is zoeter (bevat dus meer suiker
per 100 gram!)
Geef je volledige berekening in
je schrift!
Som 2: Welke jam is zoeter?
Slide 5 - Diapositive
Nu deze potten,
Welke jam is het zoetst? Geef de volledige berekening in je uitrekenschrift.
Som 3
Slide 6 - Diapositive
En als het nu gaat om bijvoorbeeld heel luxe kattenvoer gaat. Wat koop je nu eigenlijk?
Maak som 4
Koop je nu eigenlijk een blikje vlees of hoofdzakelijk een blikje water? Zou dat bij andere kattenvoermerken anders zijn?
Slide 7 - Diapositive
Slide 8 - Vidéo
Zoals je in de vorige slide zag kan je dus procenten met de verhoudingstabel uitrekenen maar het kan ook anders met behulp van de rekenmachine:
Methode 1
67% van 233=156,11.
233:100= 2,33 (eerst 1% uitrekenen)
2,33 (is 1%) x 67 = 156,11 (daarna die 1% vermenigvuldigen met aantal procenten)
Methode 2
67% van 233= 0,67 x 233 = 156,11 (0,67 is aantal procenten gedeeld door 100)
Maak nu in je schrift som 5:
...........klaar is Kees!
Slide 9 - Diapositive
En nu de foto's (max 5) van je uitrekenschrift en uploaden maar!