Grammar Unit 2.2: Word order

1 / 13
suivant
Slide 1: Diapositive
EngelsMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 3-5

Cette leçon contient 13 diapositives, avec quiz interactif et diapositives de texte.

Éléments de cette leçon

Slide 1 - Diapositive

Woordvolgorde:
In het Nederlands is de woordvolgorde in zinnen anders dan in het Engels. Er zijn een paar belangrijke dingen die je moet onthouden:

Slide 2 - Diapositive

Je hebt altijd eerst het onderwerp en daarna het gezegde:

Yesterday he met her at the party.
Gisteren ontmoette hij haar op het feestje.
And then his best friend arrived.
En toen arriveerde zijn beste vriend.

Slide 3 - Diapositive

De werkwoorden staan bij elkaar:
I have told her the news.
Ik heb haar het nieuws verteld.
We had come by bus.
We waren met de bus gekomen.

Slide 4 - Diapositive

Bepalingen van tijd staan of helemaal vooraan of helemaal achteraan:
I talked to him yesterday.
Ik heb hem gisteren gesproken.
Last week I ran into an old classmate of mine.
Ik kwam vorige week een klasgenoot tegen. 
Meestal zet je ze vooraan als je de nadruk wil leggen op wanneer het is gebeurd.

Slide 5 - Diapositive

Als er meerdere bepalingen van tijd in staan:

Dan komt de meest precieze eerst:
Let's go to the city at 10 a.m on Monday.
Laten we naar de stad gaan op maandag om 10 uur.

Slide 6 - Diapositive

Bepalingen van plaats komen voor bepalingen van tijd als ze naast elkaar staan:

We can eat something at the station at 6 o' clock.
We kunnen om 6 uur iets eten op het station.
of:
At 6 o'clock we can eat something at the station.



Slide 7 - Diapositive

Bijwoorden:

soon - binnenkort
almost - bijna
also - ook
probably - waarschijnlijk
nearly - bijna
certainly - zeker

always - altijd
never - nooit
sometimes - soms
often - vaak
seldom- zelden
usually - gewoonlijk
already - al

Slide 8 - Diapositive

bijwoorden:
komen altijd voor het werkwoord als er maar 1 werkwoord in de zin staat:
I often get headaches.
Ik krijg vaak hoofdpijn.
He probably thinks we don't like him.

Slide 9 - Diapositive

Als er meer werkwoorden in de zin staan:

dan komen de bijwoorden na het eerste hulp werkwoord:
She would never have said anything like that.
Zoiets zou zij nooit gezegd hebben.
They had nearly lost their money.
Ze waren bijna hun geld verloren.

Slide 10 - Diapositive

Bij vormen van to be:
dan komen de bijwoorden erna:
We were seldom is our hotelroom.
We zaten zelden in onze hotelkamer.
He is always late.
Hij is altijd laat.

Slide 11 - Diapositive

exercise
Do the exercise on word order 



Slide 12 - Diapositive

What new things did you learn
today?

Slide 13 - Carte mentale