Cette leçon contient 35 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.
La durée de la leçon est: 1 min
Éléments de cette leçon
Woordenschat H6
Woordbetekenissen vinden
Maandag 23 mei 2e lesuur
Slide 1 - Diapositive
DOEL
Woordraadstrategieën gebruiken om achter de betekenis van onbekende woorden te komen.
- synoniemen
- omschrijving
- voorbeeld
- tegenstelling
- bekend woorddeel
Slide 2 - Diapositive
Synoniemen zoeken
Twee verschillende woorden die precies hetzelfde betekenen.
patat - friet
Slide 3 - Diapositive
SYNONIEM
Synoniemen zijn twee of meer verschillende woorden met (ongeveer) dezelfde betekenis.
Soms staat er een synoniem van een onbekend woord in de tekst, je kunt de betekenis van het onbekend woord dan raden.
Slide 4 - Diapositive
SYNONIEM - voorbeelden
zelfstandig - op zichzelf
chaos - puinhoop
neertellen - betalen
uitgave - editie
Slide 5 - Diapositive
Kies het juiste synoniem voor
bedreigend
A
gewoon
B
grimmig
C
tenslotte
D
bijstaan
Slide 6 - Quiz
Klaas heeft exact hetzelfde boek.
Synoniem voor exact:
A
absoluut
B
precies
C
anders
D
jeans
Slide 7 - Quiz
Ik loop de route in circa een uur.
Synoniem voor circa:
A
precies
B
snel
C
ongeveer
D
kilometers
Slide 8 - Quiz
Voor die jeans moet je veel betalen.
Synoniem voor betalen:
A
absoluut
B
neertellen
C
verrichten
D
talloze
Slide 9 - Quiz
De leerlingen voeren veel klusjes uit.
Synoniem voor voeren uit:
A
absoluut
B
neertellen
C
verrichten
D
talloze
Slide 10 - Quiz
Omschrijving zoeken
Een omschrijving is een woord of zijn woorden waarmee verteld wordt wat iets is.
Wanneer er in een tekst een omschrijving van een onbekend woord staat, kan de betekenis hieruit afgeleid worden.
Slide 11 - Diapositive
OMSCHRIJVING - voorbeelden
journalist - iemand die informatie verzamelt en openbaar maakt op internet, tv of krant
actualiteit - alles wat op dit moment belangrijk is
Slide 12 - Diapositive
Zorgeloos
Geef een omschrijving
A
met heel veel zorgen
B
met zorgen
C
zorgelijk
D
zonder zorgen
Slide 13 - Quiz
Geef een omschrijving van: MET DE KIPPEN OP STOK GAAN
Slide 14 - Question ouverte
Voorbeelden zoeken
Voorbeelden worden in teksten soms gebruikt om onbekende woorden uit te leggen. Je weet dan meteen wat de schrijver bedoelt.
Voorbeelden kunnen voor of na de onbekende woorden worden gebruikt.
Slide 15 - Diapositive
VOORBEELD - voorbeeld
Voorbeelden zijn te herkennen aan woorden als:
bijvoorbeeld, zo is er...., zoals, denk maar aan, neem, zo.
Vandalisme, zoals het vernielen van bushokjes, is een groot probleem in de stad.
Slide 16 - Diapositive
VOORBEELD - voorbeeld
Voorbeelden zijn vaak te herkennen aan
een dubbele punt (:)
Wij houden van buitensporten: varen, wandelen, bergbeklimmen en mountainbiken.
Slide 17 - Diapositive
even oefenen
Waarvan wordt een voorbeeld genoemd?
(dus niet het voorbeeld zelf noemen!)
Slide 18 - Diapositive
Het meeste textiel, zoals kleren, handdoeken, lakens en gordijnen, wordt niet meer in Nederland gemaakt.
Slide 19 - Question ouverte
Op de menukaart staan verschillende desserts, bijvoorbeeld chocolade-ijs, aardbeien met slagroom en perenpudding.
Slide 20 - Question ouverte
Zij heeft de kamer geruisloos verlaten: ze pakte zachtjes haar spullen, sloop op haar sokken naar de deur en deed de deur zachtjes dicht.
Slide 21 - Question ouverte
Tegenstellingen zoeken
Tegenstellingen zijn woorden die elkaars tegengestelde zijn. Soms kun je de betekenis van een onbekend woord raden, omdat de tegenstelling van dat woord in de tekst staat.
Woorden als maar, echter, toch en daarentegengeven aan dat er een tegenstelling wordt genoemd.
Slide 22 - Diapositive
TEGENSTELLING - voorbeeld
goedkoop - duur
begrijpelijk - onbegrijpelijk
koud - warm
bang - dapper
Slide 23 - Diapositive
Tegenstelling van "primitieve"
Slide 24 - Question ouverte
Het figuur is asymmetrisch. Tegenovergestelde van asymmetrisch:
A
rond
B
aan beide kanten gelijk
C
aan beide kanten ongelijk
D
vierkant
Slide 25 - Quiz
Tegenovergestelde van "zwaar"
Slide 26 - Question ouverte
Mijn haar zit aan beide kanten gelijk. Tegenovergestelde voor aan beide kanten gelijk:
A
verkeert in goede staat
B
asymmetrisch
C
eindeloos
D
naar eigen zeggen
Slide 27 - Quiz
De brug is er slecht aan toe. Tegenovergestelde voor is er slecht aan toe:
A
verkeert in goede staat
B
asymmetrisch
C
eindeloos
D
naar eigen zeggen
Slide 28 - Quiz
Bekend woorddeel zoeken
Soms kun je de betekenis van een onbekend woord begrijpen doordat je al een deel van het woord kent.