Herhaling H3

3. Aan het werk?
Paragraaf 3.1 t/m 3.4


Doel van de les: Herhaling H3 + oefenen!
1 / 19
suivant
Slide 1: Diapositive
EconomieMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 2

Cette leçon contient 19 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 50 min

Éléments de cette leçon

3. Aan het werk?
Paragraaf 3.1 t/m 3.4


Doel van de les: Herhaling H3 + oefenen!

Slide 1 - Diapositive

3.1 Hoe kom je aan werk?
Arbeidsmarkt
zij solliciteren
zij hebben vacatures

Slide 2 - Diapositive

3.1 Hoe kom je aan werk?
Arbeidsmarkt
aanbod van arbeid
vraag naar arbeid

Slide 3 - Diapositive

3.1 Hoe kom je aan werk?
Vacature
  • De werkgever geeft een vacature uit als hij op zoek is naar personeel.
  • Een vacature is een soort advertentie.
  • Als de vacature jou iets lijkt dan kan je solliciteren.

Slide 4 - Diapositive

3.1 Hoe kom je aan werk?
Werk en opleiding
  • Werk waar je geen opleiding voor nodig hebt, noemen we ongeschoold werk.
  • Werk waar je wel een opleiding voor nodig hebt, noemen we geschoold werk. 
  • Met een diploma heb je meer kans op een goedbetaalde baan.

Slide 5 - Diapositive

3.1 Hoe kom je aan werk?
Arbeidsverdeling
  • In een bedrijf heeft elke baan zijn eigen taken. Dit noemen we arbeidsverdeling
  • Dankzij een goede arbeidsverdeling stijgt de productie: werknemers kunnen specialiseren.

Slide 6 - Diapositive

3.1 Hoe kom je aan werk?
Een volle werkweek of minder...
  • Voltijdbaan: 36 uren of meer per week.
  • Deeltijdbaan: minder dan 36 uren per week.

Slide 7 - Diapositive

Wat is een vacature?
A
Iemand die een baan zoekt
B
Iemand die een baan heeft
C
Een baan waar iemand aan het werk is
D
Een baan waarvoor iemand wordt gezocht

Slide 8 - Quiz

Wat is de arbeidsmarkt?
A
Alleen banen die er zijn bij bedrijven
B
Alleen mensen die werken of die werk zoeken
C
Alle banen die er zijn bij bedrijven en alle mensen die werken of die werk zoeken

Slide 9 - Quiz

3. Aan het werk?
Werknemer en werkgever
  • werkgever: Iemand die één of meerdere mensen in dienst heeft.
  • werknemer: Iemand die in dienst is van een baas en daarvoor betaald wordt.

Slide 10 - Diapositive

3. Aan het werk?
Eigen bedrijf
Sommige mensen starten hun eigen bedrijf.
  • Je bent eigen baas
  • Je hebt een onzeker inkomen

Slide 11 - Diapositive

3. Aan het werk?
Vast of tijdelijk?
  • Vaste baan: Arbeidsovereenkomst zonder einddatum.
  • Tijdelijke baan: Arbeidsovereenkomst met einddatum.
  • Flexibele baan: Alleen werk op momenten dat je nodig bent.

Slide 12 - Diapositive

CAO
Collectieve arbeidsovereenkomst
Is vastgelegd per bedrijfstak (bv. horeca, de bouw,  de zorg)

afspraken tussen alle werkgevers en werknemers

Bijv. over werkuren, loon en vakantiedagen

Slide 13 - Diapositive

Brutoloon
Brutoloon is je uurloon X het aantal gewerkte uren

bijv. je verdient 13,78 per uur
je hebt 64 uren gewerkt
dan is je brutoloon: 13,78 x 64 = 881,92

Slide 14 - Diapositive

Nettoloon
Je nettoloon is wat je daadwerkelijk op je bankrekening krijgt

Oftewel je Brutoloon - belastingen en premies


Slide 15 - Diapositive

bijv.: je brutoloon is 881,92. Maar er gaan nog 51,64 aan sociale premies af en nog 135,86 aan loonbelasting
Wat wordt dan je nettoloon?

Slide 16 - Question ouverte

Arbowet
Gaat om arbeidsomstandigheden

Oftewel: regels voor veilige en gezonde werkplekken en situaties

Slide 17 - Diapositive

UWV
De taken van het UWV  zijn:
  • bekijken of je recht hebt op een werkloosheidsuitkering
  • helpen bij het vinden van een nieuwe baan. 

Slide 18 - Diapositive

Technologische ontwikkeling
  • Blijvend

Slide 19 - Diapositive