Cette leçon contient 33 diapositives, avec quiz interactifs et diapositive de texte.
Éléments de cette leçon
Diagnostische toets thema 2.
Slide 1 - Diapositive
Welke organisme vormen altijd de eerste schakel in de voedselketen?
Slide 2 - Question ouverte
Fruittelers ondervinden schade aan gewassen door fruitspintmeiten. Om deze schadelijke dieren te bestrijden, zetten de fruitelers appelroofmeiten uit. de appelroofmijten eten de fruitspintmijten eten op. Is de appelroofmeit een producent, een consument of een reducent. Leg uit.
Slide 3 - Question ouverte
Zet de organisme op de goede plek om het voedselweb kloppend te maken.
Plantaardig plankton
Snoek (roofvis)
Waterkever (roofinsect)
Slide 4 - Question de remorquage
Witrotschimmels breken in bijvoorbeeld oude eiken de stoffen af waaruit hout is opgebouwd hierbij komt koolstofdioxide en water vrij. andere organisme e een bos, zoals pissebedden zijn de prooi waar spinnen op jagen. vogels zoals de tjiftjaf , zoeken tussen bomen naar voedsel dat bestaat uit kleine dieren zoals spinnen. Hoe heet het proces in de witrotschimmel waarbij koolstofdioxide en water vrijkomen.
Slide 5 - Question ouverte
Witrotschimmels breken in bijvoorbeeld oude eiken de stoffen af waaruit hout is opgebouwd hierbij komt koolstofdioxide en water vrij. andere organisme e een bos, zoals pissebedden zijn de prooi waar spinnen op jagen. vogels zoals de tjiftjaf , zoeken tussen bomen naar voedsel dat bestaat uit kleine dieren zoals spinnen.
Slide 6 - Question ouverte
De pijlen laten zien hoe de energie wordt doorgegeven. Welke pijl geeft de grootste energie stroom weer? Zet de ster daar.
Slide 7 - Question de remorquage
Welke pijlen geven de energie weer die bij de verbranding worden vrijgemaakt?
A
pijlen 2 en 6
B
Pijlen 3 en 5
C
Pijlen 1, 4 en 6
D
Pijlen 1 en 5
Slide 8 - Quiz
Kijk naar de piramide van biomassa getekend van deze voedselketen: Gras-> Sprinkhaan -> Spitsmuis. Welke van de volgende beweringen is juist?
A
Uit 1 kg biomassa in grasplanten wordt 22 kg biomassa in sprinkhanen gevormd.
B
Uit 1 kg biomassa in grasplanten wordt 85 kg in spitsmuizen gevormd.
C
Uit 22 Kg biomassa in grasplanten wordt 1 kg in spitsmuizen gevormd
D
uit 85 kg biomassa in grasplanten wordt 1 kg in spitsmuizen gevormd.
Slide 9 - Quiz
Een reeks soorten, waarbij elke soort wordt opgegeten door de volgende soort heet een voedselketen.
A
juist
B
onjuist
Slide 10 - Quiz
Weet je nog? Welke van de volgende stoffen rekenen we tot de anorganische stoffen? koolhydraten, water, vetten, eiwitten, koolstofdioxide.
A
koolhydraten, koolstofdioxide en water
B
koolhydraten, vetten en eiwitten
C
water en koolstofdioxide
D
water, vetten en eiwitten
Slide 11 - Quiz
In een bos komen veel organismen voor. Vormen alle organismen in een bos samen een biotoop, een ecosysteem, een levensgemeenschap of een populatie?
A
Een biotoop
B
Een ecosysteem
C
Een levensgemeenschap
D
een populatie
Slide 12 - Quiz
In de afbeelding zijn de poten van een beer, kat en paard getekend. Welk van deze dieren is een teenganger?
A
een beer
B
een kat
C
een paard
Slide 13 - Quiz
Wat is geen aanpassing aan planten die in een droog milieu leven?
A
deze planten hebben weinig huidmondjes
B
een dikke waslaag op de bladeren
C
behaarde bladeren
D
oppervlakkig gelegen huidmondjes
Slide 14 - Quiz
Langs de slootkant zie je vaak reigers. Een reiger eet allerlei dieren uit de sloot. Vis is het belangrijkste voedsel voor reigers, bijvoorbeeld de baars. De baars leeft van watervlooien, die op hun beurt weer leven van algen. Welke voedselketen hoort bij de informatie hierboven?
A
reiger --> baars --> alg
--> watervlooi
B
reiger --> baars --> watervlooi --> alg
C
alg --> watervlooi --> baars --> reiger
D
watervlooi --> alg --> baars --> reiger
Slide 15 - Quiz
In de sloot kun je de volgende voedselketen vinden: alg --> watervlooi --> baars --> reiger
In de afbeelding is de voedselketen van hierboven weergeven in een piramide van biomassa.
Welke organisme uit de voedselketen worden aangegeven met de laag S?
A
reigers
B
watervlooien
C
baarsen
D
algen
Slide 16 - Quiz
In een weiland bestaat een bepaalde voedselketen uit de volgende organismen: gras --> sprinkhaan --> koekoek --> havik Deze voedselketen wordt weergegeven in een piramide van aantallen. In welke piramide is de piramide van aantallen op de juiste manier getekend?
A
P
B
Q
C
R
D
S
Slide 17 - Quiz
In een weiland bestaat een bepaalde voedselketen uit de volgende organismen: gras --> sprinkhaan --> koekoek --> havik Deze voedselketen wordt weergegeven in een piramide van biomassa. In welke piramide is de piramide van biomassa op de juiste manier getekend?
A
P
B
Q
C
R
D
S
Slide 18 - Quiz
Weet je nog? De fotosynthese kun je schematisch zo samenvatten: glucose + zuurstof --> koolstofdioxide + water + energie. Juist of onjuist?
A
juist
B
onjuist
Slide 19 - Quiz
In de afbeelding is de kringloop van stoffen in een ecosysteem schematische weergeven. Met nummer 1 wordt een ..... aangegeven.
A
producent
B
consument
C
reducent
Slide 20 - Quiz
In de afbeelding is de kringloop van stoffen in een ecosysteem schematische weergeven. In nummer 1 vindt fotosynthese plaats.
A
juist
B
onjuist
Slide 21 - Quiz
Welke stelling is juist? 1: Producenten nemen organische stoffen op uit hun milieu. 2: Consumenten nemen zowel organische als anorganische stoffen op uit hun milieu.
A
Alleen stelling 1
B
Alleen stelling 2
C
Stelling 1 en 2
Slide 22 - Quiz
In de afbeelding is het verband tussen de temperatuur en het aantal individuen van de populatie. Bij welke temperatuur zijn de groei- en voortplantingskansen van deze organisme het grootst?
A
10 graden celsius
B
20 graden celsius
C
30 graden celsius
Slide 23 - Quiz
In de afbeelding zie je de koolstofkringloop schematisch weergegeven. Met welke pijlen wordt het proces 'verbranding' aangegeven?
A
5 , 2 , 3
B
1, 2 en 3
C
4, 5, 7
D
3, 6 en 7
Slide 24 - Quiz
In de afbeelding zie je de koolstofkringloop schematisch weergegeven. Met welke pijl wordt de fotosynthese aangegeven?
A
1
B
2
C
3
D
4
Slide 25 - Quiz
In de afbeelding zie je de koolstofkringloop schematisch weergegeven. Welke organismen worden met de letter A aangegeven?
A
producenten
B
consumenten
C
reducenten
Slide 26 - Quiz
Wat is de energiebron die de koolstofkringloop in stand houdt?
Slide 27 - Question ouverte
Een merel is een vogel die o.a. leeft in parken. Een merel kan worden opgegeten door een kat. Een kat is een roofdier. Is de kat een biotische factor of een abiotische factor voor de merel
A
abiotische factor
B
biotische factor
Slide 28 - Quiz
Welke van de volgende organisme(n) zijn producenten? alg, blauwalg, blauwwier, plantaardig plankton, klaproos, tulp, eikenboom.
A
alg, blauwalg, plantaardige plankton
B
klaproos, tulp en eikenboom
C
alg, klaproos, tulp en plantaardig plankton
D
alg, blauwalg, blauwwier, plantaardig plankton, klaproos, tulp en eikenboom
Slide 29 - Quiz
Reducenten breken organische stoffen af tot anorganische stoffen die vervolgens door producenten kunnen worden opgenomen.
A
juist
B
onjuist
Slide 30 - Quiz
In een ecosysteem komen meerdere populaties voor.
A
juist
B
onjuist
Slide 31 - Quiz
Consumenten nemen anorganische stoffen op uit hun milieu.